Een minister leest de Grondwet

Het gebeurt niet vaak dat een minister op zondagmiddag niets te doen heeft. Zeker niet een minister die zo ongeveer alle ambities uit het regeerakkoord moet waarmaken. Maar afgelopen weekend was het zomaar het geval. De minister die het overkwam wist zelf ook niet zo goed wat hij met de plotselinge vrijheid aan moest.

Onwennig voelt het. En met een bijsmaak van schuld. Alsof hij eigenlijk ergens anders moet zijn, maar zonder het te weten spijbelt. De minister haalt zijn hand door de wat dunner wordende zwarte krullen. Hij heeft zomaar een middag vrij.

‘Een brutaal roodborstje probeert een klein koolmeesje van de dikste pinda te duwen’

Hij gaat zijn studeerkamer in en staart uit het raam. Er is wat sneeuw gevallen en op de pindaketting aan een boom vechten twee vogeltjes. Een brutaal roodborstje probeert een klein koolmeesje van de dikste pinda te duwen. En hoewel het laatste vogeltje dapper met z’n vleugeltjes slaat, delft hij uiteindelijk het onderspit. Het roodborstje pikt met opvallende agressie snel de pinda leeg en vliegt dan weg om vanuit het elzenbosje verderop te turen naar nieuwe manieren om het koolmeesje dwars te zitten.

De minister doet het gordijn dicht en gaat achter zijn bureau zitten. Wat nu? Nota’s lezen? De agenda doornemen? Of misschien aan de basiskennis werken? Goed idee. Terug naar de basis: de Nederlandse Grondwet. De minister pakt het boekwerk uit de kast en begint te lezen. Veel informatie over de koning en zijn opvolging. Maar ook over de rol van ministers en parlement. Het meeste weet hij natuurlijk wel, maar toch goed om de kennis weer eens op te frissen.

De minister bladerde door. Op zoek naar de lange hoofdstukken over de rol van de vakbonden in het staatsbestel en de formele invloed van werkgeversorganisaties. Maar tot zijn verbazing vindt hij niets. Ook de artikelen over de bindende adviezen van de Sociaal-Economische Raad ontbreken, net als dat lemma waarin wordt beschreven over hoe de Stichting van de Arbeid altijd het laatste woord heeft bij ieder sociaal-economisch wetsvoorstel. Hij vindt niets over vetorecht van de pensioenfondsbesturen en de instemmingseis van FNV en CNV. Zelfs de zinsnede ‘Pas als Hans de Boer het goed vindt’, blijkt niet in de Grondwet voor te komen.

‘Mijn hemel’, denkt de minister terwijl hij van het boek opkijkt. ‘Het staat er allemaal niet in. Zou ik dan zelf iets mogen vinden over het nieuwe pensioen? Over het ontslagrecht? En over de sociale zekerheid?’ Hij bladert terug naar de paragrafen over regering en parlement. Dan dringt de waarheid tot hem door: ‘Wij mogen dat gewoon zelf bepalen. De regering regeert. Waarom heeft niemand mij dat ooit verteld?’