Een dalende beurs maakt nog geen recessie, maar ook andere indicatoren staan er slapjes bij

Over het matige beursjaar 2018 is wel genoeg gezegd. Dat boek doen we dicht. Behalve dan dat er bij het dichtslaan een klein briefje tussen de pagina’s uitwaait, met daarop: ‘Pas op, nu komt de recessie’.

Want op een jaar waarin de AEX met verlies sluit, volgt vaak groeivertraging. We hebben lang niet genoeg waarnemingen om dit echt te bewijzen (gelukkig maar), want sinds de start van de AEX in 1983 waren er slechts zeven jaren met verlies. Maar een verband suggereren lukt wel. Na het rampjaar 2008 volgde de diepe recessie van 2009. Verliesjaren 2000, 2001 en 2002 werden telkens gevolgd door een jaar met lagere groei. In 1990 daalde de AEX en elk van de drie daaropvolgende jaren viel de groei telkens lager uit. Nederland klaagde in die jaren over ‘banenloze groei’. Na het beursverlies van 1986 verloor de economie ook wat vaart, al was die afname gering. Alleen in het jaar van de ‘Zwarte maandag’, 1987, toen de AEX bijna een derde van z’n waarde verloor, ging de economie een jaar later juist sneller groeien.

Ik trek drie voorlopige conclusies uit dit weinig wetenschappelijke mini-onderzoekje. Eén: een dalende beurs is een vrij aardige voorspeller van groeivertraging. Twee: die lagere groei ontaardt lang niet altijd in een echte recessie. Drie: soms zegt een dalende beurs helemaal niets over de toekomstige economie.

(Tekst loopt door onder de grafieken)

Dat geeft niet veel houvast. Beursjaar 2018 kan de voorbode zijn van iets ergs, maar dat hoeft niet. We hebben aanvullend bewijs nodig. Bij professionele voorspellers van de economie, zoals het Centraal Planbureau of De Nederlandsche Bank hoeven we daarvoor niet aan te kloppen. De modellen die daar gebruikt worden zijn niet erg goed in het aankondigen van heftige omslagen in de conjunctuur – iets wat ze bij CPB en DNB overigens grif toegeven.

In plaats daarvan moeten we naar de wat zweverige wereld van de vooruitlopende indicatoren. Dat zijn cijfers die vaak (maar niet altijd) eerder bewegen dan de economie; zoals consumenten- en producentenvertrouwen, orderportefeuilles, rentestanden, wisselkoersen en vacatures. Als dit soort indicatoren een duikvlucht nemen, volgt vaak de rest van de economie.

Ik heb zes van deze vooruitlopende indicatoren bekeken. Alle voor de eurozone als geheel, want voor een open economie als die van Nederland zeggen nationale indicatoren niet zo veel. De meest uitgebreide is die van de Oeso, waarin een groot aantal verschillende cijfers zijn samengevoegd. Deze Oeso-indicator is al een jaar aan het dalen en inmiddels beneden de langetermijntrend beland. Dat is geen goed teken.

‘Je hoeft geen doemdenker te zijn om hier een beetje nerveus van te worden’

De indicator van Euroframe, een netwerk van economische instituten waaronder het CPB, is iets optimistischer. Euroframe doet een voorspelling van de economische groei op basis vaneen aantal indicatoren. Sinds2017 is die voorspelling ongeveer gehalveerd, maar in het laatste kwartaal van 2018 zien we een verrassende opleving. Dat geldt niet voor de soortgelijke Eurocoin-indicator van het Centre for Economic Policy Research (CEPR), want daar zet de groeivertraging gewoon door.

Pessimistisch word je ook van de Duitse IFO-indicator voor het eurogebied, die wordt berekend op basis van cijfers over producentenvertrouwen. Al een jaar lang daalt deze indicator en hij staat inmiddels nog maar net boven het langjarige gemiddelde. De Europese Commissie meet ook maandelijks het vertrouwen van ondernemers en dat cijfer houdt beter stand, al was er in 2018 ook duidelijk sprake van een daling

Omdat de vorige recessie begon met een financiële crisis, heb ik ook gekeken naar de indicator van de Europese Centrale bank voor stress in het financiële systeem. Daar valt het gelukkig nog wel mee. De stress is in 2018 wel iets opgelopen, maar de indicator blijft nog ver onder het langjarige gemiddelde en is mijlenver verwijderd van de hoge de stand uit 2008.

De beurs schreeuwt wolf. De meeste indicatoren doen dat ook. Je hoeft geen doemdenker te zijn om hier een beetje nerveus van te worden.

(FD)