Creatieve destructie vertroebelt de inflatiemeting, waardoor we ons minder rijk voelen dan we zijn

Misschien bent u veel rijker dan u denkt. En ik ook. Misschien is heel Nederland wel rijker. Niet omdat er maandelijks meer inkomen op onze bankrekening wordt gestort of omdat we een vettere spaarrekening hebben, maar omdat ons geld meer waard is dan we denken. Omdat de inflatie lager is dan de statistici meten.

Dat is geen nieuw idee. Ruim twintig jaar geleden twijfelde men in de Verenigde Staten ook aan de kwaliteit van de inflatiemeting. Er werd toen zelfs een speciale commissie, onder leiding van econoom Michael Boskin, opgezet om de meetfout te bestuderen. De Boskin-commissie concludeerde dat de inflatie in werkelijkheid een vol procentpunt lager lag dan de officiële statistieken weergaven. De belangrijkste oorzaak was dat er onvoldoende rekening werd gehouden met kwaliteitsverbetering van producten. Als een product twee keer zo duur wordt, maar ook twee keer zo goed, dan zou daardoor de inflatie eigenlijk niet moeten stijgen. De klant krijgt immers nog altijd evenveel waar voor z’n geld. Naar aanleiding van het Boskin-rapport zou het Bureau of Labor Statistics de meetmethode aanpassen. Ook in andere landen kreeg het rapport veel aandacht. In Nederland probeert het CBS nu ook rekening te houden met kwaliteitsverbetering.

Waarom is het belangrijk om inflatie zo precies mogelijk te meten? Allereerst omdat de hoogte van veel uitkeringen mede bepaald wordt door het officiële cijfer voor de geldontwaarding. Ook in sommige contracten wordt ernaar verwezen. Verkeerd gemeten inflatie kan dus reële gevolgen hebben.

Maar ook macro-economen maken zich druk over de kwaliteit van het inflatiecijfer, want zonder goede schatting van de inflatie valt er geen betrouwbaar antwoord te geven op de basisvragen van de macro-economie. Hoe rijk zijn we met z’n allen? Wat is de economische groei. Hoeveel produceert de economie in totaal? Voor het antwoord is een goede schatting van het bruto binnenlands product (bbp) nodig. Het reële bbp om precies te zijn, gecorrigeerd voor veranderingen in het algemene prijspeil.

Schermafbeelding 2017-12-10 om 23.39.25

De grafiek laat voor Nederland zien hoe dat werkt. Ten opzichte van 1995 is de waarde van de totale Nederlandse jaarproductie (het nominale bbp) met 116% gestegen. Het prijspeil (in dit geval: de bbp-deflator van het CBS) nam in die periode met ruim 66% toe. De economische groei bedroeg dus een kleine 50%.

Stel dat het CBS de inflatie structureel overschat en dat de stijging van het prijspeil in werkelijkheid geen 66% maar 56% was gestegen, dan was de werkelijke economische groei ook 10 procentpunt hoger geweest. Als de inflatie wordt overschat, wordt de economische groei onderschat.

Ook de arbeidsproductiviteit, het reële bbp per gewerkt uur, is dan in werkelijkheid hoger dan de officiële statistieken aangeven. De paradox van de afgelopen twee decennia: snelle technologische vooruitgang, maar toch een forse vertraging van de productiviteitsgroei. Misschien berust deze paradox deels op een meetfout.

Pogingen die meetfout te vinden leverden de afgelopen jaren niet erg veel op. Gratis digitale producten ontbreken in het inflatiecijfer, de kwaliteit van computers en internetdiensten wordt onderschat, maar economen konden niet aantonen dat dit het inflatiecijfer materieel beïnvloedt.

In een nieuw onderzoek doet de vermaarde Franse econoom Philippe Aghion een nieuwe poging. Hij kijkt naar het effect van creatieve destructie op het Amerikaanse inflatiecijfer. Bedrijven worden soms kapot geconcurreerd door nieuwkomers op de markt, die een beter of goedkoper product op de markt brengen. Dat levert een probleem op voor inflatiemeters, omdat er plotseling producten verdwijnen uit hun prijsreeks en er nieuwe producten opduiken. De manier waarop statistici de gaten in hun prijsreeksen dan opvullen (ze schatten de prijs van het verdwenen product door naar de prijzen van overlevende producten te kijken), levert volgens Aghion een flinke meetfout op.

De Fransman schat dat de Amerikaanse inflatie gemiddeld 0,6 procentpunt te hoog wordt ingeschat. De economische groei zou dan jaarlijks structureel ruim een half procent hoger zijn geweest dan we nu denken.

Aghion adviseert in zijn conclusies dergelijk onderzoek ook snel voor andere landen te doen. Ik kan niet wachten op de Europese schatting van de meetfout. Misschien zijn we veel rijker dan we denken.