Coronavirus bedreigt niet alleen de gezondheid, maar ook de mondiale economie

De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) heeft gesproken: het nieuwe coronavirus vormt nu officieel een internationale bedreiging voor de volksgezondheid. Pas vijf keer eerder werd zo’n noodsituatie uitgeroepen.

Het besluit kwam niet als een verrassing. Het aantal officiële besmettingen en slachtoffers loopt in China snel op, en ook in andere landen zijn er inmiddels ziektegevallen bekend. De WHO neemt de situatie duidelijk zeer serieus. Maar desondanks wordt er niet opgeroepen tot vermindering van internationale bewegingen. Sterker: in de officiële mededeling stellen de gezondheidsexperts expliciet dat men niet adviseert om reizen en handel te beperken. Zowel mensen als goederen mogen gewoon grenzen blijven oversteken.

Deze onderkoelde reactie komt na een week waarin meerdere luchtvaartmaatschappijen hun vluchten op China beperkten of zelfs allemaal cancelden en de Italiaanse autoriteiten een cruiseschip met zesduizend mensen onder quarantaine stelden vanwege een snotterige Chinese passagier.

Een gezondheidsexpert legde gisteren bij de BBC uit dat dit niet zoveel zin heeft. Het coronavirus is besmettelijk via de lucht, dus valt eigenlijk niet te beheersen. De grenzen dichtgooien vertraagt de verspreiding misschien wat, maar houdt het virus uiteindelijk niet tegen. De voordelen van een reis- en handelsverbod wegen daarom niet op tegen de economische kosten van dergelijke maatregelen.

Economische schade

Dat die kosten flink kunnen oplopen, heeft het verleden wel bewezen. De kosten van bijvoorbeeld de sars-uitbraak in China liepen voor dat land op tot naar schatting 1% à 2% van het bbp, zo blijkt uit onderzoek. Wereldwijd kostte sars misschien wel 0,5% groei. Dit zijn uiteraard schattingen met een grote foutmarge, maar ze geven in elk geval een indruk van de orde van grootte van de kosten.

De economische schade van een grootschalige virusuitbraak ontstaat maar zeer ten dele door de ziekte zelf. Sterfgevallen en ziekmeldingen zorgen ongetwijfeld voor enige economische verstoring, maar dat is niets vergeleken met de productie-uitval die wordt veroorzaakt door preventiemaatregelen.

Hele regio’s worden onder quarantaine geplaatst, fabrieken gaan tijdelijk dicht, woon-werkverkeer wordt belemmerd en scholen sluiten hun deuren. Volgens sommige onderzoeken is de economische schade van alleen al die schoolsluitingen veel groter dan de directe schade van de ziekte, omdat ouders niet naar hun werk kunnen als de kinderen thuisblijven.

Gedrag aanpassen

Economische schade ontstaat ook als consumenten wereldwijd hun gedrag aanpassen. Uit een enquête afgenomen na de sars-epidemie van 2003, blijkt dat meer dan driekwart van de Europese consumenten uit voorzorg minder gebruik hadden gemaakt van het openbaar vervoer, minder naar evenementen waren gegaan en ook minder hadden gewinkeld. Auteurs van de Encyclopedia of Health Economics noemen deze gedragsverandering zelfs de grootste economische kostenpost tijdens een uitbraak.

Een mens lijdt dikwijls ’t meest, door ’t lijden dat hij vreest, schreef Nicolaas Beets al. Dat geldt dus zelfs tijdens een epidemie. Vandaar dat de WHO terecht drastische beperkingen van internationale bewegingen afwijst. Dichte grenzen maken de economische schade alleen maar groter. En dat terwijl die schade deze keer misschien toch al flink gaat tegenvallen. De vergelijking met de sars-uitbraak die ik hierboven maakte, maar die ook veel andere analisten gebruiken om een indruk van de mogelijke impact te krijgen, zorgt mogelijk voor een flinke onderschatting.

Ander China

Het China van 2003 is een heel ander land dan het China van nu. De economie is sinds dat jaar in (nominale) dollartermen gegroeid van $1670 mrd naar $13.600 mrd. China produceert nu 16% van het mondiale bruto binnenlands product. Dat was tijdens sars slechts 4%. In 2003 importeerde het land zelf nog maar weinig, maar het is inmiddels een grote consument van buitenlandse goederen geworden. De import ging sinds 2003 ruim 4,5 keer over de kop. Verder is ook het Chinese toerisme naar buitenlandse bestemmingen zo ongeveer ontploft. Chinezen houden heel wat ondernemers in de toeristische sector in leven.

China is dus een enorm belangrijke klant van bijvoorbeeld westerse bedrijven geworden. Daarmee is het mogelijke mondiale effect van eventuele vraaguitval in het land veel groter dan in 2003.

(FD)