Alle berichten van Mathijs

FD column 1e week: Investeren, lockdown en Zuckerberg

Ondernemers: investeer!

Goede voornemens voor 2021? Zodra het kan, vaccineren. En daarna? Zodra het kan, investeren. En dan niet alleen in een paar extra printers, bestelwagentjes of een groter magazijn, maar echte diepte-investeringen in nieuwe technologie, processen en kennis.

Want na de coronacrisis dreigt in Nederland een investeringscrisis. Volgens de laatste raming van het Centraal Planbureau krabbelen de investeringen buitengewoon traag op. Na een val van 7,7% in 2020 komt er dit jaar slechts 2% bij. En ook in de volgende jaren schiet het niet erg op.

Zo verliezen we de technologieslag met andere landen. Zonder investeringen geen hogere productiviteit, dus loopt het herstel al snel weer vast in personeelstekort. En zonder investeringen geen vergroening; de klimaatdoelen worden niet gehaald.

Lang niet elk bedrijf heeft straks genoeg vet op de botten om flink te kunnen vernieuwen. Maar de rente is laag, de overheid is gul met subsidies, dus begin in elk geval met plannen maken.

FD

Zwaardere lockdown

De victorie begint in Veghel. Het heeft even geduurd, maar het vaccineren gaat vandaag beginnen.

Ook in Nederland gaat aan het eind van de tunnel dus het licht aan. Maar de tunnel zelf wordt juist beklemmender. Tenminste, zo voel ik dat. Want met een prik in de nabije toekomst (ik mag volgens de ‘roadmap’ vanaf april gaan hopen dat ik aan de beurt ben), ga ik me nu nog meer coronaproof gedragen. Want het voelt wel heel onnodig en dom om het virus de komende maanden nog op te lopen. De drenkeling die eindelijk land in zicht heeft, blijft dapper zwemmen, hoe moe hij ook is. Het zou zonde zijn om dan nog te verdrinken.

Is dat rationeel? Ja, eigenlijk wel. In mijn persoonlijke kosten-batenafweging heeft het vaccin de parameters verschoven. Dat geldt ook voor de maatschappij als geheel. Met een vaccin is de tactiek van ‘het virus laten rondgaan onder de gezonde inwoners’ definitief failliet. Het idee van autonoom toenemende groepsimmuniteit, het enige voordeel dat de hoge besmettingsgraad had, kunnen we afwaarderen naar vrijwel nul.

Daarmee komt de maatschappelijke afruil anders te liggen. Het klinkt paradoxaal, maar nu het prikken is begonnen, moeten de coronamaatregelen juist strenger.

FD

Geld en politiek

‘MURDER THE MEDIA’. Het stond in kapitalen op de deur van het Capitool. Geschreven door een van de militante Trump-aanhangers die woensdag het Amerikaanse congres bestormden. Er was deze week veel waar mijn mond van openviel, maar deze nonchalante mededeling deed me het meest.

Vermoord de media! Aan de leus gaat een jarenlange campagne van misinformatie en ophitsing vooraf. Natuurlijk, de meute was een paar uur eerder opgejut door Donald Trump (‘You will never take back our country with weakness’) en zijn advocaat (‘Let’s have a trial by combat!’). Maar de indoctrinatie was al jaren aan de gang.

Wat zit erachter? Geld natuurlijk. Het waren miljonairs als Steve Bannon en miljardairs als Rupert Murdoch en de gebroeders Koch, die met hun geld politieke invloed kochten en de haat tegen de vrije pers verspreidden. Miljardair Mark Zuckerberg werkte er graag aan mee. Het gevolg zagen we woensdag.

Dat zal in Nederland niet gebeuren. Of wel? De financiële bronnen van partijen zijn hier ook onduidelijk. Zijn macht en invloed hier ook te koop? Een miljonair zei deze week in de Volkskrant dat je voor €2,5 mln pakweg twintig zetels kunt kopen. Misschien was het stoere praat. Maar ik schrik ervan.

FD

Eindejaarsfeuilleton 2020: De vuilspuiters van het riool

De redacteur moet voor oud en nieuw een serie schrijven over misinformatie en manipulatie op het internet. Maar rioleringsproblemen leiden hem af. Het jaarlijkse Eindejaarsfeuilleton van Mathijs Bouman. 

(Verscheen in het FD)

Deel 1: De Gore Prop


(illustratie Erik Kriek)

Ik pak een ijzeren kleerhanger uit de kast. Met een tang knip ik ‘m open, buig het ijzer recht en maak dan aan een uiteinde een klein haakje. Die prik ik in de afvoer van het fonteintje in de wc.

Ruw beweeg ik het ijzerdraad op en neer. Ik voel een obstakel; een gore prop met een onduidelijke samenstelling komt langzaam omhoog. Het stonk al flink in de toiletruimte — vandaar mijn onhandig gedoe-het-zelf — maar nu de blokkering eruit is, wordt de stank bijna onverdraaglijk.

De rioollucht maakt me misselijk en ik loop weg. Eigenlijk heb ik helemaal geen tijd voor dit smerige karweitje. De krant heeft mij gevraagd om tussen kerst en oudjaar een serie over de zwarte kant van het internet te schrijven. Waar is het misgegaan met dit medium? Het internet zou de volgende grote stap in de menselijke ontwikkeling worden. Eerst was er het spijkerschrift, toen de boekdrukkunst en nu het internet. Informatie was voortaan voor iedereen altijd gratis beschikbaar.

Dat was de belofte. Maar nog nauwelijks een kwarteeuw oud, is het internet verworden tot een bron van onbetrouwbaar nepnieuws, idiote complottheorieën en walgelijke racistische praatjes. Het medium is gekaapt door gevaarlijke hackers, anonieme trollen, leugenachtige influencers en buitenlandse agenten. Het is gratis, altijd voorhanden en voor iedereen. Maar informatie is het al lang niet meer. De transparante informatiesnelweg werd een giftige modderstroom.

Toen we ergens begin deze eeuw allemaal ons huis aansloten op het snelle internet, dachten we toegang te krijgen tot een wereld van zelfstudie en oneindige kennis, verbroederende contacten en onschuldig vermaak. Maar we legden een directe verbinding met een commerciële wereld van chaos en leugens.

Sindsdien worden we geestelijk overspoeld door iedere halve gedachte van elke hele gek. Een viruswaanzinnige rapper kan online harder schreeuwen dan alle virologen bij elkaar. Klimaatwetenschappers worden overstemd door idioten. Verkiezingen worden gemanipuleerd. Referenda gehackt. Alles wat maar opborrelt bij opportunisten en warhoofden stroomt zonder enig filter ons huis in.

Ik onderbreek mijn eigen gedachtegang. Bah, wat een stank. Zo kun je toch niet werken? Nee, het is meer dan stank alleen. Ik hoor nu ook water stromen. Blijkbaar hield de prop in de afvoer het vuil juist buiten. Snel klap ik mijn laptop dicht en loop naar de toiletruimte. Als ik de deur opendoe voel ik een zachte weerstand. Over de drempel loopt een bruine brei de gang in. Ik kokhals.

Uit de afvoer borrelt ritmisch rioolwater naar boven. Het gulpt met kleine slokken het huis in. Ik doe de deur dicht en leg een paar handdoeken voor de drempel. Dat zal de smerigheid wel even tegenhouden. Ik heb werk te doen.

Vier afleveringen heeft de krant besteld, en ik wil vandaag nog een eerste opzet sturen. Deel een van de serie schrijft zichzelf. Die gaat natuurlijk over de beloften van internet zelf en over hoe langzamerhand de rotzooi onze computers inliep.

Daarna komt een aflevering over de bedrijven die dat allemaal mogelijk maken. Zij vinden dat ze nauwelijks een rol te spelen hebben bij het filteren van informatie op het internet. Vrijheid van Meningsuiting, weet u wel?

Dan deel drie: ik dompel me onder in de krochten van het internet. Wat is daar allemaal aan smerigheid te vinden. Tot slot waad ik in de laatste aflevering naar de bron van dit alles. Wie verdient eraan? Is er een groter plan?

Een prima opzet, al zeg ik het zelf. Maar in vredesnaam, hoe kan ik werken met deze putlucht in mijn huis? Wat de onderbuik van mijn buren verlaat, stroomt ongefilterd mijn huis in! Dat rioolprobleem moet worden gefikst voordat ik aan de serie kan beginnen. Ik pak mijn telefoon en bel een loodgieter. Die heeft het druk maar belooft morgen te komen. Ik geef hem mijn adres en ga weer achter de computer zitten. Maar de stank en het aanhoudende geborrel en gesputter uit de afvoerpijp leiden me af. Er komt vandaag geen letter op papier.

 

Deel 2: De Loodgieter

(illustratie Erik Kriek)

Pas tegen het einde van de middag hoor ik het busje stoppen. De hele dag heb ik geprobeerd te schrijven aan mijn serie over de teloorgang van internet en sociale media. Maar door onverdraaglijke stank die uit mijn toiletruimte opstijgt kan ik me niet concentreren.

Sinds gisteren stroomt er ongefilterd rioolwater het huis in. Vanochtend begon ook opeens de wc-pot te hoesten en proesten en loopt ook daar een dikke, bruine smurrie over de rand. De geur maakt me misselijk.

Eindelijk is daar toch mijn redder in zijn busje. De loodgieter is een imposante man in overall en op stevige rubberlaarzen. Hij stapt de wc-ruimte in, overziet de ravage en schudt het hoofd.

‘Wat een smeerboel heeft u ervan gemaakt, meneer’, zegt hij en klakt met z’n tong.

‘Heb ík ervan gemaakt’, vraag ik stomverbaasd. ‘Wat kan ik eraan doen dat het riool opeens de verkeerde kant op stroomt? Dit is toch niet mijn schuld?’

‘Nou, ook niet die van mij’, antwoordt de loodgieter kortaf. ‘En ik vrees dat ik er ook niet veel aan kan doen.’ Hij pakt een grote tang uit zijn gereedschapskist en wijst ermee naar de afvoerpijpen. ‘Kijk maar, met de pijpen zelf is niks mis. De afvoer van de wastafel zit gewoon waar het moet zitten. En ook de rioolpijp achter het toilet ligt er prima bij.’ Hij tikt even met de tang op de pijp om zijn woorden kracht bij te zetten.

‘Het probleem is duidelijk niet het pijpwerk’, gaat hij verder, ‘maar het rioolwater.’ ‘Dat stroomt de verkeerde kant op. Kijk maar.’ De loodgieter zet zijn voet tegen de wc-pot en geeft het ding een duw. De bouten waarmee het aan de grond zit breken los en de pot valt om. Direct vloeit een enorme gulp stinkend rioolwater uit de nu vrijliggende afvoerpijp. ‘Wat ik zeg: de pijpen liggen goed, het rioolwater is het probleem.’

Ik ben met stomheid geslagen. ‘Ja, dat zie ik ook wel’, roep ik uiteindelijk. ‘De vraag is: wat gaat u doen aan dat probleem?’

‘Niets’, zegt de loodgieter droog. ‘Ik doe alleen de pijpen, de hardware van het systeem. Over wat er door de pijpen stroomt ga ik niet. Sterker: dat mag niet eens.’

Nu heb ik toch echt genoeg van deze onzin. ‘Hoezo mag u dat niet? Het is uw werk!’

De loodgieter kijkt me geërgerd aan. ‘Nu moet u goed luisteren, want ik leg het maar een keer uit. In dit land gelden wetten en daar hou ik mij aan. Een daarvan is de Wet van de Vrijheid van Mestuitrijding.’

‘De vrijheid om het riool te gebruiken zoals iedere burger zelf wil, daar moeten we nooit aan tornen’

Ik kijk hem vragend aan. Hij vervolgt: ‘Veel mensen kennen die wet niet, Hij komt uit de tijd dat boeren hun land bemestten met organische mest. Iedere boer kreeg het recht dat te doen, zonder bemoeizucht van anderen. Die wet geldt nog steeds. U en uw buren mogen dus doen met de mest wat jullie willen. Wat er in het riool gaat of eruit komt, ik bemoei me er niet mee. Stront gaat waar de stront heen wil.’

Hij zit nu duidelijk op zijn praatstoel. ‘Gelukkig maar. Want u wilt toch niet in land leven waarin het rioolbedrijf u voorschrijft wat wel en niet mag? Voor je het weet zitten we in een rioleringsdictatuur en gaan ze ons vertellen wat we moeten eten. “Graag meer vezels vandaag en minder vette troep, anders verstopt het riool”. Je moet er toch niet aan denken? Nee, de vrijheid om het riool te gebruiken zoals iedere burger zelf wil, daar moeten we nooit aan tornen. Dat er daardoor af en toe wat goor afvalwater naar boven komt borrelen, is een kleine prijs die de vrije burger graag betaalt.’

‘Dus niet zeuren, maar genieten van je vrije rioolrechten’, besluit hij zijn college. Om zijn woorden te benadrukken slaat hij hard op de plastic spoelbak van de wc. Die is daar niet op gebouwd en breekt in tweeën. Water uit de spoelbak mengt zich met de drek op de grond en het bruine mengsel stroomt in grote golven verder de gang op. En dan mijn werkkamer in.

‘Nou, die spoelbak had u ook wel wat beter mogen vastzetten’, zegt de loodgieter met minachting in zijn stem. ‘Ook dat hoort bij uw eigen verantwoordelijkheid.’ Hij pakt zijn gereedschap in en vertrekt.

 

Deel 3: In het Riool

(illustratie Erik Kriek)

Na een paar dagen begint de geur te wennen. Er klotst nog steeds ongefilterd rioolwater mijn huis binnen. Maar na verloop van tijd gaat je neus er blijkbaar naar staan.

Ik liep net buiten een rondje om inspiratie op te doen voor deel drie van mijn serie over de teloorgang van het internet, en toen ik weer thuiskwam merkte ik een soort verlangen naar de putlucht. Alsof ik verslaafd ben aan al het smerigs dat mijn dorpsgenoten produceren.

Deel drie van de serie moet gaan over de achterkant van het internet. Ik wil schrijven over de stromen nepnieuws, leugens en beïnvloeding. Waar komen ze vandaan, waar gaan ze naartoe?

Dan gaat de deurbel. Buiten staat een man in een zwarte coltrui en zo’n hippe hoody. ‘Ik hoor dat u klachten heeft over uw rioolaansluiting’, begint hij, zonder zich voor te stellen.

‘Hoe weet u dat’, vraag ik.

‘Van de loodgieter. Die vertelde ons dat u een rabiate tegenstander van de Vrijheid van Mestuitrijding bent en grote problemen heeft met hoe wij het rioolsysteem managen. U wilt dat wij de vrije stroom van afvalwater belemmeren?’ Dat laatste is retorisch bedoeld, want hij kijkt mij streng aan.

Ik weet niet wat ik moet zeggen. ‘Nou nee, niet echt. Ik had alleen wat vragen over de stront die mijn huis instroomt. Het stinkt zo.’ ‘Maar ik ben er al bijna aan gewend’, voeg ik er snel aan toe.

‘Vragen!’ sneert de man. ‘Meneer is zeker journalist?’ Als ik knik pakt hij mijn hand en sleurt me naar buiten. ‘Meekomen!’ Hij trekt me naar zijn auto, werpt me een paar laarzen toe. ‘Aantrekken!’ Dan pakt hij een zaklamp en een grote ijzeren haak. Met de haak opent de man een rioolput in het trottoir. Hij knikt met zijn hoofd. ‘Hup, erin!’

Langs een ladder daal ik af. We lopen door ondiep water. De stank is walgelijk. Tenminste, dat zou ik vroeger hebben gevonden. Na een tijdje lopen komen we in een grote ruimte. De man richt zijn lamp omhoog. Ik zie een wirwar van honderden afvoerpijpen. Ze lijken willekeurig met elkaar verbonden via T-stukken, dubbele T-stukken, knevelinlaten, kolken en putten. Er klinkt geruis en geklots van afvalwater. Sommige buizen trillen door de snelheid waarmee de inhoud er doorheen wordt geperst.

‘Dit is ons netwerk’, zegt de man. ‘Hier verbinden wij alles. Het meest oprechte wat uit de mensen komt wordt hier verzameld, gemengd en doorgestuurd. Dit bijvoorbeeld is de verzamelbak van alles wat uit jouw dorp komt. Dat mengen we met een straal uit die pijp.’

‘Dat is de pijp met onze speciale Cologne de Thierry. Daar hadden we grote verwachtingen van’

Hij wijst op een buis waarop CAFÉ WELTSCHMERZ staat. ‘En dan doen we er bijvoorbeeld nog wat uit deze kraan bij.’ Hij wijst op een pijp met een plaatje van een blauwe tijger. ‘Of een paar liter ingewandenwater van een geflipte japanoloog.’ Ik lees de initialen KvW op de buis. ‘Dat wordt dan een mooi boeket van geuren, en die sturen we dan terug het netwerk in. Bijvoorbeeld naar jouw huis.’

Ik snap het, maar begrijp er niets van. We lopen verder en komen langs een dikke pijp waar in grote letter JENSEN op staat. En langs een hele lange met: FRANS. Er is een pijp met DANSLERAAR en een met VROUWEN VOOR VRIJHEID. Ik zie ook een grote put waar een extreem sterke geur uit opstijgt. ONGEROKEN NEDERLAND staat erop. ‘Daar bewaren we de grootste bolussen’, vertelt de man. ‘Niemand heeft nu nog het aroma mogen ruiken, maar binnenkort laten we alles in een keer los!’

‘En die buis dan?’ Ik wijs naar de allergrootste pijp waaruit slechts een klein straaltje bruin water vloeit. ‘Ach ja’, zegt de man en hij schudt het hoofd. ‘Dat is de pijp met onze speciale Cologne de Thierry. Daar hadden we grote verwachtingen van. Maar de rioolrot sloeg toe en nu komt er bijna niets meer uit. Dat heb je soms.’

‘Maar waarom doet u dit’, vraag ik ten slotte. ‘Wat het doel van het verplaatsen van al deze derrie en drek?’

‘Snap je dat nog steeds niet?’ antwoordt de man. ‘Omdat de mensen het willen. Wij geven Nederlanders waar ze om vragen. Dat is toch duidelijk?’

Als ik hem vragend blijf aankijken pakt hij mij weer bij de arm. ‘Ik zie het al’, zucht hij. ‘Tijd om langs te gaan bij meneer Suikerberg.’

 

Deel 4: Naar de Bron

(illustratie Erik Kriek)

‘Hallo en welkom!’ Een jongeman in een doodgewoon T-shirt stapt op me af. ‘Suikerberg’, zegt hij. ‘Jack Suikerberg.’

Ik ben zojuist zijn enorme hoofdkantoor binnengelopen. Gisteren liep ik nog door het riool en zag hoe ons afvalwater werd gemengd en naar onze huizen werd gestuurd. Nu sta ik oog in oog met de directeur-oprichter van het internationale rioolbedrijf. Eigenlijk zou ik nu aan het vierde deel van mijn serie moeten schrijven, iets over de bron van alle misinformatie op het internet. Maar dit is veel spannender.

‘Je hebt vragen over ons bedrijf, begrijp ik.’ Ik open mijn mond, maar voordat ik iets kan zeggen komt er een assistent met een steekkar vol papieren binnen. ‘Even tekenen’, zegt hij. ‘Gewoon standaardvoorwaarden. Over totale geheimhouding en volledige dataoverdracht.’ Ik zet een krabbel en de man verdwijnt uit beeld.

‘Mijn huis loopt vol met de inhoud van uw riool’, begin ik. ‘Gisteren heb ik gezien dat dit geen toeval is, maar beleid. Waarom doet u dat?’

Suikerberg trekt een deemoedig gezicht. ‘Dat is mijn fout en het spijt me. Ik ben dit bedrijf begonnen, ik leid het dus ik ben verantwoordelijk.’ Dan kijkt hij lachend op: ‘Maar ik ga er uiteraard wel mee door, want het is fantastisch wat wij doen met de excrementen van de Nederlander.’

‘Er zit een systeem achter, een intelligentie’, vervolgt hij enthousiast. ‘Wij noemen dat Stoelgang Herleidbare Informatie Technologie. Kortweg: S.H.I.T. Het komt hierop neer: je bent wat je eet, en je schijt wat je eet, dus ben je ook wat je schijt. Ken de bolus en je kent de mens. In elk stuk kak zit persoonlijke informatie. Er zit in elke brok feces een boek.’

‘Er zit een systeem achter, een intelligentie. Wij noemen dat Stoelgang Herleidbare Informatie Technologie. Kortweg: S.H.I.T.’

We lopen langs grote laboratoria. Duizenden onderzoekers in witte jassen prakken secuur stront door metalen roostertjes. Rioolwater draait in erlenmeyers. Ik zie reageerbuizen vol bruin water.

‘En wc-papier’, gaat Suikerberg verder. ‘Geef mij een snipper en ik weet wie je bent. Van goedkoop enkellaags tot exclusief met luchtkussens, van vochtige wipes tot 100% gerecycled: wij hebben maar een paar vezels nodig voor een uitgebreid psychologisch profiel.’

‘Wat doet u met al die informatie?’ vraag ik. ‘Die komt ten goede aan het algemeen belang en staat ten dienste aan de gehele maatschappij’, antwoordt Suikerberg snel. ‘En we verdienen er een klein centje aan, maar daar gaat het niet om. Wij kennen ieders hoop, dus weten we ook wat iedereen hoopt. Mijn bedrijf probeert al die wensen te laten uitkomen door de samenleving met kleine duwtjes de goede kant op de sturen.’

‘Liep daarom mijn riool over, deze week?’ vraag ik vol ontzag, want de omvang van deze operatie wordt mij nu pas duidelijk.

‘Uiteraard’, antwoordt Suikerberg. ‘Al vele eeuwen borrelt er van alles uit de onderbuiken van gewone mensen. Maar dat werd altijd verspild. Het liep via het riool direct naar zee. Zonde! Maar nu doen we het beter: hergebruik! Dezelfde stront wordt keer op keer opnieuw in het systeem gevoed. Wat de onderbuik produceert mag niet verloren gaan! Circulariteit! Elk huis in Nederland vullen met het smerigste wat de bevolking kan produceren, dat is ons ultieme doel.

‘Maar waarom dan juist mijn huis?’

‘Oh, dat kan veel redenen hebben. Misschien heeft iemand het speciaal voor u besteld. Om u wakker te schudden of juist te bedwelmen. Misschien is het een wraakactie. Heeft u soms vijanden? Dat is het mooie van S.H.I.T., je kunt het zo precies targetten als je wilt. Of wellicht zat uw adres gewoon in een grootschalige stankactie van een klant van ons.’

‘Klant?’

‘Ja, ik zei toch dat we er een klein centje aan verdienen. Maar genoeg daarover. Ik heb hier een speciaal geurmengsel dat u zeker even moet ruiken.’ Hij houdt een emmer vuil water vlak onder mijn neus. ‘En ruik dit. En deze ook.’ Ik inhaleer telkens diep en raak betoverd. Mijn hersens worden zacht en mijn gedachten drijven weg. Méér! ik wil méér ruiken!’

En terwijl ik wegzak in een aangenaam soort bewusteloosheid denk ik: dit is een fantastisch bedrijf, een fantastisch concept. Wat een aanwinst voor de wereld!

2021 wordt het jaar van de zombie. Maar is dat wel zo eng als het klinkt?

De lockdown ging van ‘light’ naar ‘totaal’, het aantal besmettingen bereikte nieuwe records, de ziekenhuizen liggen weer vol. Maar de economie lijkt zich er ditmaal weinig van aan te trekken. De werkloosheid daalde onverwacht, het aantal mensen met werk nam verder toe. De export steeg met het hoogste percentage dit jaar. En het aantal faillissementen bleef met 41 stuks in een week tijd veel lager dan normaal.

Vooral bij dat laatste cijfer fronsen veel mensen de wenkbrauwen. De diepste recessie in vredestijd, en dan nauwelijks faillissementen? Dat bewijst vooral dat veel van de economische ellende nog moet komen. De economie zit vol met zombies; door zowel overheidssteun als tijdelijk milde schuldeisers, zijn deze bedrijven kunstmatig in leven gehouden. Zodra de gezondheidscrisis voorbij is zal de overheid de geldkraan dichtdraaien en blijken de opgebouwde schulden oninbaar. De coronacrisis wordt een schuldencrisis. Hou je dan maar vast!

Er komt een enorme muur van bedrijfsschuld op ons af, vertrouwde een expert mij onlangs toe. Hij werkte zelf in de wereld van faillissementen en herstartende bedrijven, dus je zou misschien denken dat hij zich erop verheugde. Maar het tegendeel was waar. Hij maakte zich oprecht grote zorgen over de gevolgen voor andere bedrijven en de economie als geheel.

Ik maak me ook zorgen. Zeker omdat het gul gegeven belastinguitstel dit jaar ervoor zorgt dat bedrijven op het moment van faillissement veel meer dan anders volgeladen zitten met belastingschuld. Als preferente crediteur zal de overheid de boedel leegroven en voor andere schuldeisers blijft er weinig geld over. De zombies zijn dus dodelijker dan anders en ook nog eens met veel meer.

Of overdrijven we dit probleem? Misschien wel. Allereerst omdat de coronacrisis nog lang geen schuldencrisis is. Als er een probleem was in de jaren voor de pandemie begon, dan was dat eerder te weinig dan te veel kredietverlening aan bedrijven. Na de kredietcrisis en eurocrisis begon de Nederlandse economie vanaf 2014 weer flink te groeien, maar de bancaire kredietverlening ging alleen maar verder omlaag.

Ook toen in de meeste andere landen van het eurogebied de banken weer meer aan het lokale bedrijfsleven gingen uitlenen, bleef in Nederland het zakelijke krediet krimpen. Het beeld dat onze bedrijven met grote schulden de coronacrisis ingingen, en dat die schulden nu per definitie ondragelijk worden, is moeilijk te onderbouwen.

De schuldpositie is sinds het uitbreken van de epidemie natuurlijk wel verslechterd. Afgaande op de laatste cijfers van de Nederlandse Vereniging van Banken is er sinds de eerste lockdown voor zo’n €30 mrd aan nieuwe kredietruimte en bancaire leningen verstrekt. Ook is er door de banken voor enkele miljarden aan betalingsuitstel verleend.

Daarbovenop komen nog de nieuwe leningen van de overheid. Aan het begin van het huidige kwartaal had de belastingdienst volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek voor ruim €9 mrd aan belastinguitstel verleend. Die moet vanaf de zomer van 2021 weer worden terugbetaald. NOW en TVL (samen goed voor ruim €10 mrd) zijn in principe schenkingen, maar als er te veel is uitgekeerd, wordt dat deel ook een schuld.

Voor veel bedrijven zal de schuldenlast daarom flink zijn opgelopen. Sommige waggelen inmiddels al als zombies door de economie. Hoe bang moeten we daar precies voor zijn?

Deze week verscheen er een nieuw onderzoek dat het gevaar nuanceert. Een viertal Duitse en Amerikaanse economen verzamelde cijfers over bedrijfsschulden in zeventien landen sinds de negentiende eeuw en bekeek het effect van grote schulden op de conjunctuur. Hun conclusie (ik doe het onderzoek hier met mijn beknoptheid uiteraard tekort): een zakelijk krediet boom-and-bust brengt de economie geen langdurige schade toe. De schade is in elk geval minder dan bij een schuldencrisis van banken en huishoudens.

Belangrijk daarbij is wel dat het proces van faillissementen en schuldsanering niet te voorzichtig wordt aangepakt. Want juist die mogelijkheid van snelle sanering maakt dat bedrijfsschulden minder schadelijk zijn.

Zachte heelmeesters maken in dit geval dus zombies met stinkende wonden.

(FD)

Brexit: De serie

Zelfs de scenarioschrijvers bij Netflix zouden het niet zo bont durven maken. Brexit is een serie waarvan het plot in het vierde of vijfde seizoen (houdt iemand het nog bij?) zo volstrekt is vastgelopen, dat niemand meer gelooft in een logisch einde. De premisse van de serie was eigenlijk al te zot voor woorden: soevereiniteit herwinnen door jezelf op te sluiten op een koud en nat eiland. Hoe verzin je het?

De uitwerking was zo mogelijk nog idioter. Het is niet eens meer duidelijk tot welk genre de Brexit-serie behoort. Is het een politieke soap over de strijd tussen reactionairen en progressieven? Of toch een financiële thriller over een kleine groep superrijken die megawinsten maken door te gokken op een harde brexit? Een dun historisch verhaal, over het oude Britse Rijk dat weer over de golven wil regeren?

Een apocalyptische cyberpunkserie, met agressieve algoritmes en kwaadaardige computernerds die de publieke opinie naar hun hand zetten? Of toch gewoon een domme klucht over een dorpsgek met een Churchill-complex die per ongeluk premier wordt en er vervolgens een potje van maakt? Wie het nog weet mag het zeggen.

‘De vraag voor de scenarioschrijvers: hoe breien we hier een geloofwaardig einde aan?’

De vraag die de scenarioschrijvers nu uit de slaap houdt is: hoe breien we hier nog een geloofwaardig einde aan? Met een laatste aflevering waarin de Britten en Europeanen elkaar na jaren van ruzie, verdachtmakingen en mislukt overleg, toch nog opeens huilend in de armen vallen? Of heeft de serie juist een donker slot nodig, met een no-deal en Britse marineschepen die op Franse vissersboten schieten?

Het is allemaal zo hemeltergend onlogisch. Bij Game of Thrones werd Daenerys opeens een boze koningin. En in het laatste seizoen van Friends ging Rachel opeens met Joey. Maar met Brexit zijn we in een compleet andere dimensie van onwaarschijnlijkheid beland.

Als een scenario zo is vast gelopen als bij de Brexit-serie is er maar een oplossing: Deus ex Machina ! Er gebeurt opeens iets totaal anders, dat met het oorspronkelijke plot niets te maken heeft en alle verwikkelingen van de voorgaande seizoenen in een keer irrelevant maakt. Een vliegtuig met alle hoofdpersonen stort neer. Iedereen schiet elkaar opeens dood. Er landen aliens. Of nee, nog beter: er breekt een dodelijke pandemie uit!

En dan muteert het virus ook nog eens! Juist in het VK! Dus staan tien dagen voor de brexitdatum opeens al alle vrachtwagens aan de grens vast. Supermarkten raken uitverkocht. Exporteurs gillen moord en brand. Opeens zien de Britten in de praktijk wat brexit echt kost en ze sluiten toch een deal. Hoe ongeloofwaardig wil je het hebben?

(FD)

Je kind als enkelband

Een kind is een blok aan je been. Iedere ouder verzucht dit zo nu en dan. Maar sinds maandag is het officieel kabinetsbeleid. Om te zorgen dat minder mensen naar kantoor gaan, moeten de basisscholen dicht. Ouders van jonge kinderen moeten dan thuis blijven en kunnen elkaar niet op het werk besmetten.

Het is ongetwijfeld de meest belachelijke maatregel in een verder hard maar noodzakelijk pakket. De ‘totale lockdown’ (die natuurlijk helemaal niet totaal is, want we mogen nog overal gaan en staan, veel winkels blijven open, vliegtuigen blijven vliegen), treft veel ondernemers. Maar de kinderen, dat zijn de echte pechvogels.

Minister Hugo de Jonge legde het zo uit: ‘Als het basisonderwijs geen fysiek onderwijs geeft, helpt dat ouders zich beter te houden aan het advies: werk zoveel mogelijk thuis.’ Het kind als elektronische enkelband voor de reislustige ouder! Ooit gaan we het coronabeleid evalueren en ik voorspel dat deze maatregel dan op de laatste plaats komt, met de allerslechtste kosten-batenverhouding. Kinderen onderwijs onthouden om te voorkomen dat hun ouders gaan werken, dat lijkt me ongeveer de definitie van inefficiënt overheidsbeleid.

Wordt er te weinig thuisgewerkt? Doe daar dan op een andere manier wat aan! Sluit tunnels, zodat er enorme files ontstaan. Vertienvoudig de benzineaccijns. Verplicht alle kantoorgebouwen om de verwarming lager dan 16 graden te zetten. Stel per direct een verbod op kantoorstoelen in. Houd stiptheidsacties in het OV, zodat alle forenzen te laat komen. Trek het internet eruit op alle kantoorlocaties. Doe iets slims met stinkbommen. Of met bijenvolken. Zet van mijn part de ME bij elke ingang en knuppel de werkwilligen naar huis.

‘Trek het internet eruit op alle kantoorlocaties. Doe iets slims met stinkbommen. Of met bijenvolken’

Onzin? Misschien. Maar deze maatregelen kosten de maatschappij veel minder dan de gijzeling van onze schoolgaande jeugd. En nee, online lessen bieden geen goed substituut. Zeker niet voor kwetsbare kinderen.

De jeugd heeft het toch al zo zwaar in deze crisis. Zelf hebben ze nauwelijks iets te vrezen van het virus, maar ze betalen wel een hoge prijs. Onderwijs, feesten, reizen, vriendschappen, persoonlijke ontwikkeling, het staat allemaal op pauze. Het is op z’n minst tijd voor wat compensatie. Daarom mijn voorstel: heropen alle basisscholen en geef elke tiener nog dit jaar een coronabonus van minstens €1000. Te besteden aan een toekomstige vakantie, rijlessen, aflossing studieschuld, een nieuwe fiets of gewoon een Playstation 5. Hoe betalen we dat? Met een eenmalige belasting op de pensioenen van alle 65-plussers. Als vriendelijk bedankje voor de opofferingen van de jeugd.

(Verscheen op 15-12-2020  in FD)

Zelflerende prijsalgoritmes proberen ons consumentensurplus te stelen. Pikken we dat?

Het Waterlooplein in Amsterdam, enkele decennia geleden: ’25 cent per stuk’, staat er op de doos met enkele handschoenen. Zij rommelt er even in en trekt dan triomfantelijk een lederen rechterhandschoen naar boven. ‘Kijk Henk, precies die je kwijt was!’ Ze wil een kwartje betalen aan de marktkoopman, maar die schudt het hoofd.

‘Kost een gulden’, zegt hij.

‘Maar er staat 25 cent op de doos!’

‘Klopt, maar dat geldt niet als het precies is wat je kwijt was.’

Waarmee maar gezegd is dat prijsdiscriminatie van alle tijden is. Elke verkoper op het Waterlooplein, op de bazaar van Marrakesh, en ook vroeger op het marktplein van Rome en Athene, zal proberen te achterhalen wat het product dat hij verkoopt precies waard is voor de koper. Wie iets heel graag wil hebben en dat niet goed weet te verhullen, betaalt de hoofdprijs.

De meeste van ons zijn opgegroeid met kaartjes en stickers met onveranderbare prijzen die voor iedereen hetzelfde zijn, ongeacht potentiële betaalbereidheid. Het prijskaartje is een recente uitvinding. Het was de Amerikaan John Wanamaker die in de tweede helft van de 19de eeuw het afdingen afschafte en de vaste prijs introduceerde. ‘Als iedereen gelijk is voor God’, stelde de strenggelovige winkelier, ‘moet ook iedereen gelijk zijn voor de prijs.’

Inmiddels leven we weer in goddeloze tijden en lijkt de vaste prijs voor iedere klant op zijn retour. In een wereld van internet, e-commerce en gedetailleerde klantprofielen, komt de oude neiging van prijsdiscriminatie weer boven. Maar de informatie over vraag en aanbod is nu niet symmetrisch. Grote internetwinkels weten veel meer over de klant dan andersom. Zoekgeschiedenis, eerdere aankopen, cookies en toepassing van kunstmatige intelligentie geven de aanbieder een informatievoorsprong. Dat maakt het onderhandelingsproces in potentie oneerlijk.

Vandaar dat economen zich zorgen maken. Prijsdiscriminatie op internet is een serieus onderzoeksthema geworden. Wat staat er voor de consument precies op het spel? In economentaal: het consumentensurplus. Dat is de ‘winst’ die een consument pakt bij vrijwel iedere transactie. Het is de reden dat de vrije markt werkt voor zowel producent als consument.

Stel je voor: een product kost €10 om te produceren, kost €20 in de winkel en de klant die het koopt zou er maximaal €35 voor over hebben (zie ook de rekenvoorbeelden). Dan is de winst voor de producent €10, en de winst voor de consument (zijn surplus) €15. Beide partijen hebben voordeel bij de transactie. Het kapitalisme werkt voor iedereen!

Maar wat nou als de verkoper via dataverzameling, het opstellen van klantprofielen of misschien via zelflerende algoritmes, kan voorspellen dat de klant er maximaal €35 voor over heeft. En stel dat de klant hier geen weet van heeft. Dan krijgt hij een prijs voorgeschoteld die precies gelijk is aan zijn willingness to pay . Het consumentensurplus verdwijnt in de zakken van de aanbieder.

Dat moeten we niet willen, denkt u nu misschien! Verbied deze oneerlijke praktijken! Maar prijsdiscriminatie heeft ook een maatschappelijk voordeel, want het werkt twee kanten op. Een klant die maximaal €15 overheeft voor het product met een eenheidsprijs van €20, zal het niet aanschaffen. Maar als prijsdiscriminatie mogelijk is, kan de verkoper deze klant een speciale korting geven van €5. Er komt dan toch een transactie tot stand en de totale toegevoegde waarde in de economie is hoger dan zonder prijsdiscriminatie.

We moeten deze prijstactiek dus niet bij voorbaat veroordelen. Het voelt onrechtvaardig als de een meer moet betalen dan de ander, maar het is niet bij voorbaat welvaartvernietigend.

Neemt niet weg dat we de prijsalgoritmes buitengewoon scherp in de gaten moeten houden. Ze kunnen de marktmacht van grote internetwinkels nog verder vergroten en kartelvorming vergemakkelijken door concurrenten continu in de gaten te houden, zo lezen we deze week in een artikel over dit onderwerp in het vakblad ESB. En de zelflerende algoritmes kunnen zelfs onderling samenspannen en zo ongemerkt de markt bederven.

Alle reden dus voor de mededingingswaakhond om op de hoede te zijn. En ook voor ons, de niet zo intelligente en nauwelijks lerende consument.

Weer niet korten

Wat zou ik ze graag nu al ontmoeten, die oppositieleiders in 2026. Het zijn dappere mannen en vrouwen die hun kiezers de harde waarheid recht in het gezicht vertellen. Zij komen niet met verhullende praatjes en kiezen niet voor uitstel van noodzakelijke maatregelen. Regels zijn regels, vinden zij en die pas je niet aan als het even niet uitkomt. Doet dat soms pijn bij de burger? Sorry, maar dat moet dan maar even.

Niet alleen ik, maar ook de huidige politici kijken hoopvol naar de generatie van 2026. ‘Zij zullen doen wat wij nu niet durven, dankzij hen komt het uiteindelijk allemaal goed’.

Zo hebben ze dat in elk geval tijdens het pensioenoverleg bedacht. De pensioenen staan onder water. Dekkingsgraden zijn veel te laag om de toezeggingen van het huidige stelsel te kunnen betalen. Dat komt vooral omdat die toezeggingen vrij harde beloftes waren. Daarvoor moet bij de huidige rente veel geld opzij worden gezet, want als de rente laag is, zijn toekomstige zekerheden duur.

Eigenlijk zou er nu gekort moeten worden op de uitkeringen van gepensioneerden en op de pensioenrechten van werkenden. Maar de huidige generatie politici durft dat niet aan. De ouderen worden boos als de politiek zich aan de eigen regels houdt.

‘Door te beloven straks veel vaker te korten, hoeft het nu lekker niet. Probleem opgelost’

In plaats van korten verzon men daarom een list: wat als we een nieuw pensioenstelsel bedenken waarbij we geen toezeggingen meer doen en pensioenen veel vaker op en neer gaan? In zo’n stelsel hoef je minder geld achter de hand te houden, want als er niet genoeg in kas zit, wordt er automatisch gekort.

En, zo bedacht men, als we toch op zo’n flexibel stelsel overgaan, hoeven we nu eigenlijk ook niet te korten. Door te beloven straks veel vaker te korten, hoeft het nu lekker niet. Probleem opgelost.

Vandaar dat de PvdA en GroenLinks de afgelopen week zonder wroeging eisten dat er volgend jaar weer niet wordt gekort, ook al schieten volgens de nu geldende regels veel dekkingsgraden zwaar te kort. Minister Koolmees zou dat al ruim voor de peildatum van 31 december moeten beloven.

Want wat na 2026 de normale gang van zaken moet zijn – korten op de pensioenen zodra de regels dat voorschrijven – durft in 2020 nog geen politicus voor z’n rekening te nemen. Na de pandemie van 2026 gaan we wel korten. Na de eurocrisis van 2027 ook. En na de beurskrach van 2028 worden de pensioenen meteen verlaagd. Zo hebben de huidige politici dat in het pensioenakkoord plechtig aan elkaar beloofd.

Of die politici daar over zes jaar echt zin in hebben? Natuurlijk niet. Ook dan zal gelden: pensioenen moet je korten als dat nodig is, alleen nu even niet.

(FD)

Radicale sluiting van “Circus Toeslag”, daar zou het verkiezingsdebat over moeten gaan

Over minder dan vijftien weken staan u en ik in de rij bij het kieskantoor. Of misschien stemt u vanwege corona ditmaal anders. Hoe dan ook: de verkiezingen komen eraan.

Waar zal het verkiezingsdebat ditmaal over gaan? Wordt het een afrekening met het coronabeleid? Is werkloosheid het belangrijkste thema? Gaan we het weer hebben over de Europese Unie? Over migratie en integratie? Of wordt het een emotionele discussie over eigenheid en identiteit?

Er is een onderwerp waar nauwelijks iemand zin in heeft, maar waar het de komende tijd toch echt over zou moeten gaan: het toeslagenstelsel. Vooral omdat dit onderwerp tijdens de formatie een grote rol zal spelen. Drastische hervorming van de zorgtoeslag, huurtoeslag en kinderopvangtoeslag wordt een van de belangrijkste opdrachten van het nieuwe kabinet. Het wordt een ingrijpende operatie waarin vitale keuzes worden gemaakt. Daar kunnen we het dus maar beter vóór de verkiezingen al over hebben.

Blader maar door de conceptverkiezingsprogramma’s van de politieke partijen. Bijna allemaal lijken ze het toeslagenstelsel flink op te willen schudden. Soms met een enkele zin, soms met een tot in de details uitgewerkt hervormingsplan. Opvallend is dat het tot nu toe niet de grootste partijen zijn die de discussie trekken. D66 en de ChristenUnie komen met de meest uitgewerkte voorstellen. Beide willen de toeslagen radicaal afschaffen en vervangen door een verzilverbare heffingskorting. Dit is een belastingvrije som die ook geldt als je zo weinig verdient dat je geen belasting hoeft te betalen. In dat geval is de heffing ‘verzilverbaar’, met andere woorden: je krijgt geld overgemaakt van de Belastingdienst. Lage inkomensgroepen krijgen zo dus geld om hun huur en zorgkosten te betalen en hebben geen aparte toeslag meer nodig.

De kinderopvangtoeslag verdwijnt ook, maar wordt vervangen door een directe subsidie aan de opvanginstelling. Kinderopvang wordt voor de ouders dan gratis (bij de ChristenUnie blijft er wel een kleine ouderbijdrage). Ook 50Plus kwam met uitgewerkte plannen volgens dezelfde principes. Hetzelfde geldt voor Forum voor Democratie.

Sluiting van het toeslagencircus

De grote partijen laten het nog een beetje afweten. De PVV heeft (nog) geen verkiezingsprogramma en in het A4’tje van vier jaar geleden staat niets over toeslagen. De VVD spreekt in het programma wel de algemene wens uit om de toeslagen te vervangen voor lagere lasten, maar doet geen concreet voorstel om de drie toeslagen af te schaffen. CDA wil wel af van de kinderopvangtoeslag, maar laat zorg en huur ongemoeid. Opvallend: het Wetenschappelijk Instituut van het CDA pleitte deze week wel voor afschaffing van alle toeslagen. Met VVD en CDA valt dus waarschijnlijk wel te praten over sluiting van het toeslagencircus.

En aan de linkerkant? Daar doen ze het zonder de verzilverbare heffingskorting. GroenLinks en PvdA willen de zorgpremie verlagen, zodat er geen zorgtoeslag meer nodig is. De SP wil de zorgpremie inkomensafhankelijk maken. Die partij wil ook af van de huurtoeslag, net als GroenLinks. De PvdA behoudt de huurtoeslag maar baseert die voortaan op het historische inkomen, en niet meer op het huidige (daar is het CDA overigens ook voor). Alle linkse partijen willen kinderopvang gratis maken.

Eensgezindheid over details

Er lijkt dus een opvallende eensgezindheid in de Nederlandse politiek. Maar let op: het gaat om de details. Afschaffen van de toeslagen is het begin van de politieke discussie, niet het einde. Die verzilverbare heffingskorting, bijvoorbeeld, maken we die inkomensafhankelijk of voor iedereen gelijk? En wordt die korting op basis van het individuele inkomen berekend (zoals bij de inkomstenbelasting gebeurt) of op basis van het inkomen van het hele huishouden (zoals bij de toeslagen)? Krijgen gezinnen met kinderen een grotere korting dan gezinnen zonder? Komt er een vermogenstoets?

En hoe worden de inkomenseffecten van de hervorming gerepareerd? Via een hoger minimumloon en een hogere AOW? Zijn er toch weer nieuwe, hogere belastingschijven nodig? Wat doen we met het kindgebonden budget? Moet tegelijk met de toeslagen niet ook het hele belastingstelsel op de schop?

Genoeg materiaal voor een intensieve politieke discussie. Laten we die houden vóór de verkiezingen, en niet pas tijdens de formatie.

(FD)

De zzp’er is de ijverige arbeidsmarktbuffer van deze crisis. De flexwerker is de pechvogel

Werknemers met een vast contract behielden hun baan, dankzij de NOW-regeling. Flexwerkers hadden minder geluk: vooral jongeren met een bijbaantje en flexwerkers met een lagere opleiding waren de sigaar. En de zzp’er? Hoe is die tot nu toe de crisis door gekomen?

Dat is nog niet zo eenvoudig te zeggen. Volgens het Centraal Planbureau (CPB) zijn zzp’ers hard geraakt. Zo schrijft men dat letterlijk in de donderdag verschenen Novemberraming. ‘Jongeren, flexwerkers en zzp’ers, zijn (hard) geraakt.’ Het staat niet één, maar wel vier keer in het rapport.

Flex vs. zzp

Maar de cijfers van de eerste drie kwartalen van 2020 vertellen toch een genuanceerder verhaal. In elk geval is het te makkelijk om jong, flex en zelfstandig zomaar op een hoop te gooien. Zoals eigenlijk altijd als het over zzp’ers gaat, geldt ook nu: flex en zzp zijn zeer verschillende groepen.

Dat blijkt al als we kijken naar de werkgelegenheid onder beide groepen. Flexwerkers hadden het dit jaar inderdaad zwaar te verduren. De werkgelegenheid van die groep lag in het derde kwartaal bijna 275.000 lager dan een jaar eerder. Dat is een afname van 14%. Werknemers met een vast contract merkten juist vrijwel niets van de coronacrisis. Sterker: hun aantal steeg het afgelopen jaar zelfs, met bijna 150.000, goed voor een plus van 3%.

En het aantal zzp’ers? Dat steeg ook. Er kwamen op jaarbasis 66.000 eenpitters bij. Dat is een toename van 6%. Volgens deze cijfers zijn zzp’ers dus allerminst ‘hard geraakt’. Ze zijn juist de winnaars van de crisis.

Er zijn echter ook andere cijfers. Bijvoorbeeld over het totaal aantal gewerkte uren per kwartaal. Belangrijk vooral voor zzp’ers, want een uur niet gewerkt is een uur niet betaald. Volgens die statistiek maakte zzp’ers een beroerd eerste halfjaar mee. Vooral in het tweede kwartaal, toen het aantal gewerkte uren van de hele groep met meer dan 6% daalde. Voor de groep van werknemers — flex en vast samen, want dit onderscheid is in de beschikbare cijfers nog niet te maken — bedroeg de afname slechts 2%.

Maar in het derde kwartaal trok de markt voor zzp’ers weer snel aan. Het totaal aantal gewerkte uren voor deze groep kwam zelfs weer hoger uit dan een jaar eerder, terwijl het cijfer voor werknemers daar nog flink bij achterbleef. Een diepe val, gevolgd door een compleet herstel. Dat is het beeld.

Alleen waren er in het derde kwartaal dus wel 6% zzp’ers méér om die uren over te verdelen. Uitgedrukt per persoon was er dus geen sprake van volledig herstel. De gemiddelde zzp’er maakt nu 4% minder uren dan een jaar eerder. Voor werknemers is dit verlies ongeveer twee keer zo klein.

Dát is dus het beeld: tijdens de crisis is het aantal werkende zzp’ers flink gestegen. Samen werken ze inmiddels weer minstens net zoveel als voorheen, maar per persoon is er gemiddeld toch nog sprake van een daling.

Vluchtheuvel

Daarmee blijkt het zzp-schap weer precies die functie te vervullen waar de voorstanders van het kleinschalige ondernemerschap zo graag op wijzen en de tegenstanders zo graag de ogen voor sluiten: het is de buffer van de arbeidsmarkt. Het is een vluchtheuvel in perioden van stijgende werkloosheid en angst voor baanverlies. Als tijdens een recessie de vraag daalt, zorgt dat bij zzp’ers voor minder gewerkte uren, en veel minder voor plotselinge werkloosheid. Daardoor kunnen ze — zodra de vraag weer opveert — veel sneller bijschakelen dan mensen die hun baan verloren.

Of anders gezegd: dankzij de flexibiliteit in werkuren die zzp’ers de economie bieden, kunnen werknemers met een vast contract hun baan behouden. Flexwerkers bieden die ‘dienst’ natuurlijk ook, maar met veel meer persoonlijke schade, zoals werkloosheid, inactiviteit en erosie van vaardigheden.

En misschien ook wel een afname van de werklust. Want ook op dat gebied lijken zzp’ers deze crisis de uitzondering. Op de vraag: Wilt u meer uren werken? antwoordde nu een groter deel van de zzp’ers bevestigend dan een jaar eerder. Voor werknemers (vast en flex) is dat aandeel juist gedaald.

De zzp’er als ijverige en flexibele redder van vaste banen, dat beeld zou ik wel eens in een overheidsrapport willen teruglezen.

(FD)