Ontkoppelen

Nieuw schandaal: de AOW wordt ontkoppeld! Het kabinet verhoogt het minimumloon met 7,5%, en ook de daaraan gekoppelde bijstand. Maar het staatspensioen gaat niet mee omhoog.

Iedereen boos, want juist de gepensioneerden gaan er volgens het CPB op achteruit. We laten de generatie die ons land heeft opgebouwd in de steek!

Ik zet graag wat kanttekeningen bij die woede. Allereerst: met een AOW-verhoging geef je niet alleen geld aan arme ouderen, maar ook aan iedereen met een flink aanvullend pensioen. Dit is een heel dure vorm van armoedebestrijding: 7,5% extra AOW kost ruim €3 mrd per jaar, oplopend naar €4 mrd later deze eeuw. Met gericht beleid kun je meer doen voor arme ouderen, voor veel minder geld.

Bovendien: dat ouderen er mogelijk iets op achteruit gaan, komt niet door de AOW, die altijd netjes wordt geïndexeerd, maar door het particuliere pensioen. De fondsen gokten jarenlang op rentestijging. Een misgok, die nu leidt tot het achterblijven van indexatie. Het is niet aan de overheid om die beleggingsfouten te compenseren. De staat zou dan de facto garant staan voor de particuliere pensioenmiljarden.

FD

Kool en geit

Help, de schuld ontploft! Als volgende kabinetten net zo kwistig met geld smijten als Rutte IV, dan kan de staatsschuld in 2060 oplopen naar meer dan 90% van het bbp, denkt het CPB. Italiaanse toestanden.

Ach, 2060. Wie dan leeft, dan zorgt, denkt u misschien. Maar die fictieve staatsschuld in 2060 is zorgwekkend: het zegt iets over de precaire politieke situatie anno 2022. Want waarom ziet de CPB-prognose er zo eng uit? Omdat de politiek bang is voor de burger. Bang voor de wispelturige kiezer die bij de minste persoonlijke tegenvaller direct overstapt naar een protest- of splinterpartij.

Nederlanders willen ongeremde groei van de zorguitgaven, maar geen hogere zorgpremie. Veel geld voor defensie, maar ook koopkrachtbehoud. Ambitieus klimaatbeleid, zonder hogere energieprijzen. Minder stikstof, maar ook blije boeren. Hogere uitkeringen én lastenverlichting.

We willen de kool én de geit. En liefst van beide elk jaar meer. De politiek zou de verwende kiezer streng moeten toespreken en uitleggen dat dit niet kan. Dat keuzes consequenties hebben. Maar de kiezer heeft een kort lontje en pikt dat niet.

FD

Teleurstellende arbeidsmarktparagraaf

Wat is het meest teleurstellende deel van het coalitieakkoord? Dat moet toch de arbeidsmarktparagraaf zijn. Daar hebben de onderhandelaars zichzelf een denkverbod opgelegd. Men komt niet verder dan kritiekloos aansluiten bij het rapport ‘In wat voor land willen wij werken?’ van de commissie-Borstlap en het SER-advies dat daarvan werd afgeleid.

Je zou bijna denken dat Borstlap een consistent en compleet hervormingsprogramma bevat. Maar dat is zeker niet het geval. Dat de titel een vraagteken bevat, zegt genoeg. Het rapport is op z’n best een voorzet voor beleid. Er staan veel ideeën in, maar de commissieleden hebben het elkaar bij verschillen van inzicht niet al te moeilijk gemaakt en laten de echt pijnlijke beslissingen over aan de politiek.

Hans Borstlap zelf heeft nota bene zijn rapport alweer genuanceerd, en vindt inmiddels dat het begrip ‘werknemer tenzij’ er niet in had moeten staan en dat het vaste contract toch niet de norm moet worden.

Als het om de arbeidsmarkt gaat, zitten partijen als D66 en CDA heel anders in de wedstrijd. Die verschillen laten zich niet zomaar onder een Borstlap-tapijt vegen.

FD

Regio kan het zelf

Bevoegdheden overdragen aan lagere overheden, en die dan via de achterdeur weer terugpakken. Het nieuwe kabinet gaat er – ondanks kritiek – gewoon mee door. Volgens het coalitieakkoord komt er wederom een kleine miljard euro beschikbaar voor de ‘Regio Deals’.

Dat zijn op het eerste gezicht sympathieke afspraken tussen het Rijk en lagere overheden buiten de Randstad, om zaken als leefbaarheid, werkgelegenheid en gezondheid in de regio te bevorderen. Met een modewoord: de brede welvaart moet omhoog. Het Rijk betaalt de ene helft van het project, regionale overheden leggen de rest bij.

Wat is daar mis mee? Nou, het gaat ervan uit dat het Rijk het beter weet dan de regio. De voorstellen moeten worden ingediend, en worden goed- of afgekeurd. Alleen regio’s die in de pas lopen, krijgen geld. De Algemene Rekenkamer stelde eerder dat dit vaak op gespannen voet staat met de ‘beleids- en bestedingsvrijheid’ van democratisch gekozen lagere overheden.

Als er meer geld naar de regio moet, geef dat dan gewoon via de algemene overdrachten. Ze weten buiten de Randstad echt zelf wel wat de beste besteding is.

FD

Zonder economen

Eerst het goede nieuws. Althans, ik vind het goed nieuws: de gehele sociaaleconomische driehoek bestaat straks uit vrouwelijke ministers. Met Kaag (Financiën), Van Gennip (SZW) en Adriaansens (EZ) worden de cruciale economische ministerposten door een vrouw bemenst. Voor het eerst.

Dan het slechte nieuws. Althans, ik vind het slecht nieuws: niemand in de driehoek is econoom. Da’s niet voor het eerst. In Balkenende I, dat vrijwel direct aan ruzies ten onder ging, deed de driehoek het met Hoogervorst, De Geus en platenbaas Heinsbroek, ook zonder economen. Dat belooft weinig goeds.

Nee, dan vroeger. Onder premier Den Uyl (zelf ook econoom), bestond de driehoek met Duisenberg, Albeda en Lubbers uit louter economen. Later hadden we o.a. Boersma, Ruding, De Vries, De Koning, Zalm, Bos, De Jager, Dijsselbloem en Koolmees.

In de hele ministersploeg van Rutte IV zit zelfs geen enkele afgestudeerde econoom. Alleen Harbers deed economie, maar maakte het niet af. In tijden van inflatie, coronasteun, energietransitie, investeringsfondsen, woningnood en stijgende zorgkosten is dat op z’n minst bijzonder te noemen.

FD

Feest

Het virus kreeg geen kerstkaart en dus ook geen opgewekte wens voor een gezond 2022, waarin alles beter wordt en alle wereldburgers weer optimistisch naar de toekomst kijken. Voor het virus waren het dagen als alle andere; wie besmet werd voor middernacht, wordt gewoon ziek in het nieuwe jaar.

Gefeest heeft het virus wel, in z’n nieuwe omikron-kostuum sprong hij nog veel makkelijker dan voorheen van gast naar gast. Een flink deel van Nederland besloot dat de coronamaatregelen niet tijdens de feestdagen gelden – het moet immers wel leuk blijven. Anderen vonden het een goed moment voor demonstraties en rellen. Leuk, dacht het virus, ik kom ook!

Voor de komende weken betekent dat: een nieuwe golf en een langere lockdown. En vooral nog veel meer nijpende tekorten aan personeel in de zorg, bij de politie en bij veel bedrijven, omdat meer mensen ziek thuisblijven en anderen in quarantaine moeten. Zelfs als de scholen weer open mogen, blijven de kinderen thuis bij gebrek aan leerkrachten. Ook de Nederlanders die niet gingen feesten, demonstreren of winkelen in Antwerpen, zitten straks met de kater.

FD

Afrekenen met Rutte III: economische tegenvallers, maar er ging ook wel wat goed

Lees de regeringsverklaring en je weet wat Rutte wil. Een veiliger Nederland, dus meer geld voor defensie. Een duurzaam Nederland, dus een ambitieus klimaatbeleid. Hervormen van de arbeidsmarkt, dus vast minder vast en flex minder flex. Extra geld voor publieke voorzieningen. Versterken van de rechtstaat. Minder afhankelijkheid van Russisch gas. De woningmarkt van het slot. En zoveel meer.

Nee, ik heb geen voorkennis over de regeringsverklaring die de premier deze maand zal uitspreken. Deze punten komen uit de vórige verklaring die hij eind 2017, bij de start van Rutte III uitsprak. Leg die tekst naast het coalitieakkoord van Rutte IV, en de overeenkomsten springen van het papier. Blijkbaar zijn toch niet al die doelen uit 2017 helemaal gehaald. Logisch dat de coalitie graag nog een rondje wil, om te kijken of het dit keer wel lukt…

Vergelijken met 2017 is natuurlijk niet helemaal eerlijk. De wereld verandert snel en wat vijf jaar geleden nog makkelijk haalbaar leek, geldt nu als een grote opgave. Twee jaar corona-pandemie heeft alle zorgvuldige planning volkomen onderuitgehaald.

Niet eerlijk, maar wel leuk. In de grafiek bij dit artikel vergelijk ik daarom de economische beloften van Rutte III met wat daar uiteindelijk van is terechtgekomen. Voor die vergelijking kijk ik naar de doorrekening door het Centraal Planbureau (CPB) van het regeerakkoord in 2017. Daarvoor ging het CPB uit van het zogenoemde ‘basispad’ (zonder nieuw beleid), en berekende wat het regeerakkoord daar aan zou veranderen. Die voorspelling zet ik af tegenover de realisaties gedurende de laatste kabinetsperiode. Omdat nog niet alle cijfers voor 2021 binnen zijn, gebruik ik voor dat jaar de meest recente raming van CPB of De Nederlandsche Bank.


Eerst het slechte nieuws: de economie is de afgelopen vier jaar minder gegroeid dan gedacht. Het CPB ging bij de start van Rutte III uit van een basispad van gemiddeld 1,8% groei van het bruto binnenlands product (bbp) per jaar. Door de extra uitgaven in het regeerakkoord zou dat oplopen naar 2% bbp-groei per jaar. In werkelijkheid groeide de economie gemiddeld met slechts 1,3%. Die tegenvaller komt volledig voor rekening van recessie- en coronajaar 2020, want dat was het enige jaar dat de groei onder de 2% bleef. Het snelle herstel in 2021 (4,5% groei), kon dat rampjaar niet geheel goedmaken.

Nog grotere tegenvallers zien we bij de consumptie. Het CPB rekende nog op gemiddeld 2% groei, maar dat werd een kleine krimp van -0,3%. Wederom: de belangrijkste oorzaak was krimp tijdens de eerste coronagolf in 2020. Al hebben de lockdowns van 2021 zeker ook niet geholpen. De investeringen groeiden wel gedurende Rutte III, maar minder dan het CPB in 2017 had voorspeld.

Zijn er dan geen meevallers? Jawel: op de arbeidsmarkt. Ondanks de tegenvallende groei, nam de werkgelegenheid sneller toe dan gedacht (1,3% in plaats van 1%) en kwam de werkloosheid veel lager uit. Ging het CPB in 2017 nog uit van een werkloosheidspercentage van 4,1% in 2021, in werkelijkheid was vorig jaar slechts 3,3% van de beroepsbevolking werkloos. Inmiddels ligt het zelfs nog lager. Daar had Rutte bij aanvang van zijn derde kabinet blind voor getekend.

Die krappe arbeidsmarkt ging gepaard met wat minder loongroei dan gedacht. Het in 2017 voorspelde loongolfje kwam nooit. Ook de inflatie — het zal u verbazen — kwam gemiddeld lager uit dan gedacht. Met een gemiddelde jaarlijkse prijsstijging van 2% zat Rutte III precies op de sweet spot.

Nog meer verrassingen? De koopkracht steeg tijdens Rutte III. Werkenden, uitkeringsgerechtigden en gepensioneerden kregen er meer bij dan het CPB bij de start voorspelde. Werkenden zelf bijna dubbel zo veel. Dat kwam vooral door de grote lastenverlichting die Rutte in 2020 — kort voor de verkiezingen — doorvoerde. Er waren meevallers en daar moest volgens de regeringsverklaring ook de ‘gewone Nederlander’ van profiteren. Jammer alleen dat die meevallers door corona snel omsloegen in gigantische tegenvallers. Daarom kwam het begrotingstekort in 2021 uit op maar liefst 4,4% bbp. Bij de start van het kabinet stond er nog een overschot van een half procent in de boeken.

Komende dinsdag publiceert het CPB de doorrekening van het regeerakkoord van Rutte IV. Ik sla het document op, voor de volgende afrekening.

FD

Inflatieangst ontneemt het zicht op een uitzonderlijk hersteljaar

‘Het jaar van de inflatie.’ Geen lezer had vreemd opgekeken als deze titel boven dit artikel had gestaan. Een terugblik op de economie in 2021 zou prima in het teken kunnen staan van de snel opgelopen inflatie, die in november met 5,2% zelfs het hoogste peil in veertig jaar bereikte.

Wat kan er belangrijker zijn dan zo’n extreem percentage? Het cijfer voor het hele jaar, bijvoorbeeld. Dat komt waarschijnlijk (de decemberinflatie is nog niet bekend) uit op een veel gematigdere 2,7%. Jaarinflatie wordt berekend door het gemiddelde prijspeil in 2021 te vergelijken met dat van 2020. De grote prijsstijgingen in de tweede helft van dit jaar worden dan deels gecompenseerd door de lage inflatie in de eerste maanden.

Die jaarinflatie van 2,7% ligt niet eens zo gek ver van wat economen voor dit jaar verwachtten. Het Centraal Planbureau ging in maart uit van 1,9%. Er was zelfs een econoom die, geheel toevallig precies op deze plek in het FD, al in januari voorzichtig waarschuwde voor hogere inflatie gedurende 2021, vanwege dure energie, disruptie van productieketens en de grote vraagimpuls door overheden. Maar goed, een stilstaande klok geeft ook twee keer per dag de juiste tijd aan, zullen we maar zeggen.

In november was de inflatie historisch hoog, maar dat geldt dus niet voor het jaar als geheel. In de halve eeuw sinds 1970 lag de jaarinflatie in negentien jaren hoger. Hoe doodnormaal 2,7% inflatie is, valt ook goed te zien in het ‘histogram’ bij dit artikel. Daarvoor heb ik ieder jaar ingedeeld in een categorie. De 4,4% inflatie van 1970 valt dan in de categorie ‘4% tot 5%’, net als bijvoorbeeld het jaar 2001 (4,5%). Doe dit met ieder jaar en je krijgt een soort frequentieverdeling van inflatie. Jaren met overduidelijk te lage (onder nul) en veel te hoge inflatie (arbitrair gekozen: alles boven 4%), zijn rood gekleurd.

In deze onderverdeling komt het jaar 2021 boven op de grootste stapel. Inflatie tussen 2% en 3% kwam de afgelopen vijftig jaar het vaakst voor in Nederland, en met 2,7% valt het afgelopen jaar daar keurig binnen. Conclusie: de inflatie liep vanaf de herfst snel op, maar was over het hele jaar doodnormaal. Klachten over ‘enorm koopkrachtverlies’ of ‘achterblijvende lonen’ zijn voorbarig. Pas als volgend jaar blijkt dat de hoge inflatie van de laatste maanden structureel is, en zich maand op maand herhaalt, is het tijd voor paniek. Maar dat scenario is – hoewel niet onmogelijk – nog steeds onwaarschijnlijk.

Voor opvallende uitschieters in 2021 moeten we eerder kijken naar andere indicatoren. De economische groei, bijvoorbeeld. Door de onrust over inflatie zou je het bijna vergeten, maar dit jaar was er sprake van uitzonderlijk snel herstel van de economie. Het bruto binnenlands product steeg met zo’n 4,5%. Harde gegevens over het vierde kwartaal ontbreken nog, maar zelfs als de economie tijdens de huidige lockdown is stilgevallen, komt de totale groei nog op een dergelijk percentage uit. De Nederlandsche Bank gaat in zijn meest recente raming ook uit van 4,5%.

Daarmee komt 2021 bijna helemaal rechts in het histogram van de bbp-groei. Alleen de jaren 1970, 1973 en 1999 zitten in een hogere categorie. Begin dit jaar werd er door economen slechts op zo’n 2% gerekend, en dat was dan nog in het geval van snelle vaccinatie en zonder nieuwe besmettingsgolven. In werkelijkheid viel het met corona keer op keer tegen, maar deed de Nederlandse economie het toch een stuk beter dan zelfs de meest gunstige prognoses. Dat is de grote meevaller van 2021: zeer sterk economisch herstel, ondanks de voortwoekerende pandemie.

Daardoor viel ook de werkloosheid veel lager uit dan gedacht. Inmiddels ligt die, met 2,7% van de beroepsbevolking in november, zelfs alweer onder het niveau van voor de pandemie. Het gemiddelde jaarcijfer voor heel 2021 komt nog wel boven de 3% uit. Dat is niet zo laag als in de eerste vier jaar van de jaren zeventig, maar vergeleken met de rest van de afgelopen halve eeuw toch uitzonderlijk gering.

Zo laag zelfs, dat de krapte op de arbeidsmarkt een serieuze bedreiging wordt voor de economische groei volgend jaar. De rek is eruit, de inhaalgroei is opgebruikt en alleen met grote investeringen in arbeidvervangende technologie kan het bbp in 2022 weer bovengemiddeld hard groeien. Maar geen econoom verwacht zo’n plotselinge toename van de bedrijfsinvesteringen. Niet dat dat laatste veel zegt, natuurlijk.

FD

Zelfde deuntje

‘Industrie plagen, armoede vragen.’ Op het schoolplein van de Nederlandse economie zingen generaties bestuurders uit de energie-intensieve sectoren telkens hetzelfde deuntje. Wees niet te streng, maak het klimaatbeleid niet te duur, want voor je het weet zijn we vertrokken.

Natuurlijk, ze snappen ook wel dat er ooit een grote verandering nodig is, dat ooit de energiebelasting flink omhoog moet en dat de zware industrie ooit moet afkicken van goedkope fossiele brandstof. Maar dat moet allemaal geleidelijk gaan. Vooral niet te snel. Met overleg.

Dat vond de industrie al in 1992, toen het kabinet overwoog om een energiebelasting in te voeren, ook voor de zware industrie. Er kwam een lobby op gang en het CPB schreef snel een rapport met daarin op aannames gebaseerde berekeningen waaruit zou blijken dat veel bedrijven naar het buitenland zouden vertrekken. Het gevolg: de energieheffing kwam er alleen voor kleinverbruikers.

Dertig jaar later is er niets veranderd. Weer klaagt de industrie dat het allemaal te snel gaat en dat bedrijven vertrekken vanwege het ‘anti-fossiel sentiment’. Langzamerhand denk ik: ga dan maar.

FD

Polderpoen

Het is tijd voor nationalisatie. Nee, niet van de spoorwegen of de vervuilende industrie. Wat we moeten nationaliseren zijn de sectorfondsen. Liefst nog deze kabinetsperiode.

Opleiding- en ontwikkelingsfondsen, noemen ze zichzelf. Het zijn enorme semi-collectieve potten polderpoen, in privaat bezit, opgebracht door werkgevers en werknemers en via cao-afspraken buiten het zicht van de overheid gehouden. Fondsen gevuld met verplichte schijnbelastingen, waar parlement noch kabinet iets over te zeggen heeft.

De fondsen dienen een nobel doel: het opleiden van werknemers. Maar dit gebeurt vooral binnen de sector zelf. Mensen opleiden voor een beroep buiten de eigen sector, daar hebben de werkgevers natuurlijk geen geld voor ingelegd. Terwijl juist deze omscholing in onze snel veranderende economie belangrijk is.

Vanaf 1 januari krijgt het O&O-fonds voor de Kleinmetaal zelfs geen nieuw geld meer, omdat het niet lukt om een cao af te sluiten. Er worden geen extra technici opgeleid, want de polderbaronnen hebben ruzie. Scholing is te belangrijk om aan de polder over te laten. Nationaliseer de fondsen!

FD