Rechten van de rijken

‘Wie kan zeggen wat legale belasting is en wat onteigening?’ Dat vroeg de Zweedse diplomaat Rolf Edberg in 1976 aan zijn collega’s van de Raad van Europa. Het onderwerp was het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), en in het bijzonder het artikel over het recht op eigendom. Hoever gaat dat?

Al voor de ondertekening van het EVRM in 1950 had deze vraag centraal gestaan. Linkse politici vreesden dat bescherming van het eigendomsrecht normale belastingheffing zou bemoeilijken.

Driekwart eeuw later weten we dat de angst van de naoorlogse socialisten gegrond was. We kunnen er voor Nederland zelfs een bedrag op plakken: €4 mrd. Dat is de belastingtegenvaller die ambtenaren voorzien als de Hoge Raad de staat verplicht om, vanwege het EVRM, de opbrengst van de vermogensrendementsheffing deels terug te betalen. Zo bleek maandag uit de tegenvallersbrief aan de informateur.

Wie de oude stukken en discussies leest, ziet dat het eigendomsrecht juist niet bedoeld was om het belasten van rijke Nederlanders te voorkomen. Maar dat is wel de kostbare interpretatie die de Hoge Raad telkens aan dit rechtsartikel geeft.

FD

De langste ooit?

Spannende dag, woensdag. Zeker voor economie-nerds. Het CBS rapporteert de Nederlandse economische groei in het laatste kwartaal van 2023, en ik bijt mijn nagels nu al stuk. Daalde het bbp opnieuw? Dan zou dat het vierde krimpkwartaal op rij zijn. In heel 2023 is de economie dan in ieder kwartaal gekrompen.

Is dat bijzonder? Jazeker, het is zelfs nog nooit voorgekomen. Niet volgens de CBS-cijfers die teruggaan tot 1996 en ook niet volgens de Oeso-reeks die begint in 1961. Het zou een recordrecessie zijn. Niet qua diepte, want de krimp was telkens gering, wel qua lengte.

Maar mogelijk komen we met de schrik vrij en steeg het bbp eindelijk weer. De signalen zijn niet onverdeeld slecht. Zo groeide de industrie in november en december, na een lange periode van krimp. Het producentenvertrouwen stijgt en de inkoopmanagers zijn minder pessimistisch. Ook het aantal uitzenduren gaat de goede kant op. Zelfs de moedeloze consument lijkt er weer wat vertrouwen in te krijgen, nu de lonen de prijsstijgingen grotendeels hebben goedgemaakt.

Zelfs als 2023 de langste recessie ooit is geweest: het ergste lijkt achter de rug.

FD

Principiële Pieter

Nu bijna iedereen over Pieter Omtzigt heen valt en de indruk lijkt te ontstaan dat de formatiebreker een wispelturige en onbetrouwbare politicus is, kan ik de neiging niet onderdrukken om het voor hem op te nemen.

Het is juist consequent en principieel om te breken op financiën. Het programma van NSC staat vol beloften over prudent begrotingsbeleid. ‘Het huishoudboekje moet op orde’, men wil ‘herstel van spelregels voor gezond begrotingsbeleid’ en er zelfs een ‘comprehensive spending review’ om te ‘screenen’ of het geld doelmatig wordt besteed.

Okay, ze lieten het niet doorrekenen, maar het NSC-programma straalt vooral financiële degelijkheid uit. Kom daar maar eens om bij de PVV. Daar is het: leuke dingen voor de mensen en de rekening kan naar de staatsschuld. Toen het nog ging om €17 miljard bezuinigen moet dat al hard hebben gebotst. Met extra tegenvallers werd de kans op een compromis miniem.

Een akkoord over de begroting is de hoeksteen van ieder regeerakkoord. Financiën is waar beloften worden omgezet in beleid. Als er geen kans is om het daar over eens te worden, dan heeft verder praten inderdaad geen zin.

FD

Politiek negeert oer-Hollandse traditie van prudent begroten

En toen ging het eindelijk over geld. De vastgelopen formatie brengt rechts tot wanhoop, maar er is ook een voordeel. Met het weglopen van NSC-voorman Pieter Omtzigt is de politieke spotlight op de begroting komen te staan. Hoeveel kan een nieuw kabinet uitgeven? Wat komt er binnen? En hoe groot mag het begrotingstekort de komende vier jaar zijn?

Het zijn vragen die normaliter de verkiezingen domineren. Iedere politicus weet: om de Nederlandse kiezer te verleiden moet je met een sober verhaal over de rijksbegroting komen. Clichés als ‘de broekriem aanhalen, ‘niet alles kan’ en ‘eerst het zuur’ gaan er bij de Hollandse calvinist in als pils in een carnavalsvierder. Vooral in onzekere tijden. Niet voor niets draaiden de verkiezingen tijdens de financiële crisis, en ook tijdens de eurocrisis, uit op een overwinning voor de VVD. Die partij beloofde het hardst te bezuinigen. Nederland moest immers geen Griekenland worden.

Maar bij de laatste verkiezingen speelde prudent begrotingsbeleid geen enkele rol. Veel partijen legden hun programma’s niet voor aan het CPB en sommige namen niet eens de moeite om met eigen berekeningen te komen. Het was: hier zijn onze prachtige plannen, hoe we het betalen hoort u later wel. Partijen als PVV en BBB zeggen te strijden voor iedere oer-Hollandse traditie, maar als het om geld gaat zijn ze zo Grieks als Varoufakis.

Die begrotingstraditie is er een van Lieftink, Zijlstra, Ruding en Zalm, die allen op hun eigen manier — de een met een zuinig mondje, de ander met een schaterlach — de spilzucht van ministers wisten te beteugelen. Liefst al tijdens de formatie. Dat is goed te zien aan de ambitie in oude regeringsverklaringen om het begrotingstekort terug te brengen. Laten we beginnen met het tweede kabinet van Wim Kok. Dat startte in 1998 en in de doorrekening van het bijbehorende regeerakkoord wordt voor het eerst gesproken over het ‘EMU-tekort’. Dat is het tekort van de collectieve sector, berekend volgens de EU-definitie. Een jaar later zou Nederland de girale euro invoeren, dus men was er in 1998 al op overgegaan.

Kok II, of Paars II, beloofde het EMU-tekort in vier jaar terug te brengen naar 1,3% van het bbp. Balkenende nam het stokje in 2002 over en ging zelfs voor 0,7% tekort aan het einde van de regeerperiode. Balkenende II mikte op 0,5% in 2007. En Balkenende III zelfs op een overschot van 1,1% in 2011. Het eerste kabinet onder Rutte wilde in vier jaar tijd het door de kredietcrisis fors opgelopen tekort terugbrengen naar 0,7%. Dat bleek indertijd te karig voor Geert Wilders, die zijn gedoogsteun introk. Rutte II ging voor een reductie naar 1,6% in vier jaar. Rutte III beloofde -0,5% in 2021.

Het gaat er even niet om of die grote ambities allemaal werden waargemaakt (soms wel, vaak ook niet), maar om de intentie die uit de regeerakkoorden spreekt. De financiën moeten op orde zijn en begrotingsregels moeten streng worden gehandhaafd; de houdbaarheid van de staatsschuld gaat voor alles. Telkens was het doel van de formerende partijen om het tekort ruim binnen de EU-grenzen te houden, maar ook ruim binnen de comfortgrenzen van de kapitaalmarkt en de Nederlandse bevolking.

Das war einmal. Met het aantreden van Rutte IV ging de rem er af. In plaats van tekortreductie mikte dat kabinet juist op een hoger tekort. In 2025 zou dat op 2,5% mogen uitkomen. De politieke verschillen konden blijkbaar alleen met geld worden gladgestreken.

Het aankomende kabinet — in welke samenstelling ook — zal daar nog een flinke schep bovenop doen. Het meest ‘zuinige’ programma van de grotere partijen is dat van de VVD, maar de liberalen beloven toch nog een tekort van 2,9% in 2028. GroenLinks-PvdA zit daar iets boven. NSC, BBB en PVV lieten hun programma’s niet doorrekenen, maar oud-CPB-er Wim Suyker deed zelf een poging. Conclusie: bij die partijen loopt het tekort in vier jaar nog veel verder op. Bij de PVV zelfs naar 4,7% in 2028. De ambtelijke Studiegroep Begrotingsruimte had voor de verkiezingen nog geadviseerd om te mikken op een tekort van 2%. Daar komt niemand bij in de buurt.

Ik heb ook geen idee hoe het met de formatie verder moet. Maar dat er vroegtijdig en langdurig over geld en doelen met betrekking tot het tekort moet worden gesproken, is evident. Zeker na het echec van afgelopen week. Misschien moet de volgende informateur maar een oud-minister van Financiën worden.

FD

Wantrouwen

De formatie is geklapt. Er was geen vertrouwen. Klinkt dat te vaag? Dan doen we een spel:

De spelleider geeft u €10. U mag daarvan een deel of alles aan mij geven. Maar dat hoeft niet. Wat u wel geeft wordt bij mij verdubbeld. Daarna krijg ik de kans om wel of niet iets terug te geven. We verdienen samen het meest als u alles weggeeft, maar hoe weet u zeker dat ik netjes meespeel?

Speltheoretici zijn dol op deze ‘trust game’. (U kunt het hier zelf spelen). Zeker als die herhaaldelijk, om de beurt wordt gespeeld. In theorie zou niemand elkaar iets moeten gunnen, maar door de herhaling kunnen spelers elkaar gaan vertrouwen. Een goede strategie is: beginnen met geven, en dat volhouden tot de ander een keer niks teruggeeft. Dan straffen door ook niks meer te geven. De les: vertrouwen is optimaal, maar zeer fragiel.

Dat bleek maar weer. Als men elkaar tijdens het spel via sociale media argwanende berichten stuurt, of zelfs gaat schelden, is het vertrouwen zo verdwenen. Geven wordt dan moeilijk, dus een compromis ook. Is het nog te redden? In de trust game wel: opnieuw beginnen en toch weer gaan geven, is het devies. Maar of dat in Den Haag ook werkt…

FD

Indiërs

Een streefgetal voor migratie? Hier is een streefgetal: 30.000 Indiase studenten. Die zouden tussen nu en 2030 hierheen moeten komen. Eerst een opleiding, daarna een baan. Bijvoorbeeld in de techsector. Werken aan chips, AI, fotonica of een van die andere sleuteltechnologieën uit onze Nationale Technologiestrategie.

Om migratie voor jonge Indiërs aantrekkelijk te maken moet er veel gebeuren. Er komen internationale klassen, zodat Indiërs die geen Nederlands willen leren toch college kunnen volgen. Voor wie dat wel wil is er het initiatief ‘Nederlands voor iedereen, Nederlands voor een betere toekomst’, met een netwerk van speciale taalcentra in India. Wie na afstuderen wil blijven krijgt automatisch een vijfjarige werkvergunning. Op naar de 30.000!

Nee, zo’n streefcijfer zal de formatietafel niet halen. Daar streeft men juist naar minder, minder, minder. Maar in Frankrijk hebben ze wel door dat er een allesbeslissend, mondiaal gevecht om jong talent aan de gang is. Macron wil daarom 30.000 Indiërs lokken, met niet-Franse colleges, taalcursussen en werkvisa. Soms voelen de Fransen de tijdgeest beter aan dan wij.

FD

Hoe je het ook meet: de inflatieoorlog is gewonnen

Christine Lagarde nadert een 30 kilometerzone, dus trapt het rempedaal in. Maar wanneer haalt de ECB-president de voet weer van de rem? Pas als de snelheidsmeter 30 km/h aanwijst, om vervolgens weer gas bij te geven en richting het verkeersbord te sukkelen? Of kan de rem er al veel eerder af? Voet van het pedaal en verder remmen op de motor, dat levert een veel rustiger ritje op.

Lagarde rijdt natuurlijk niet zelf, de baas van de Europese Centrale Bank vervoert zich per chauffeur. Maar ze tuurt in haar kantoor in Frankfurt wel naar een dashboard en stelt zich dan dezelfde vraag: blijven remmen of laten uitrollen? Moet de inflatie terug naar het doel van 2% voordat de renterem wat losser kan, of is een snelle vertraging van de geld­ontwaarding voldoende signaal dat het met dat doel op middellange termijn wel goedkomt?

De ECB-rente staat op het hoogste peil sinds de start van de euro, dus de rem zit er vol op. Wat zeggen de meters op het dashboard?

Die laten allemaal een snel dalende inflatie zien. Voor het monetaire beleid kijkt de ECB allereerst naar de algemene inflatie, de verandering van het consumentenprijspeil in het eurogebied. Het is dit percentage dat op middellange termijn op 2% moet uitkomen. In januari kwam deze geharmoniseerde index voor de consumentenprijzen (HICP) uit op 2,9%. In oktober 2022 was dat nog 10,6%. Het doel is bijna bereikt.

De simpele HICP is niet de enige indicator waarop de ECB let. Het inflatiedashboard zit vol andere metertjes. Bekend is de zogenoemde kerninflatie (HICPX, noemt de ECB die), waarin de volatiele prijzen van energie en voeding buiten beschouwing blijven. Het is een indicator van de onderliggende inflatie, van de trend. Als energieprijzen snel dalen, zoals het afgelopen jaar gebeurde, levert dat een lage inflatie op, maar misschien smeult de veenbrand buiten het zicht nog door. Dat zou je dan zien aan de kerninflatie.

Maar die brand lijkt ook snel te doven. In maart vorig jaar bedroeg de kerninflatie in het eurogebied nog 5,7%, inmiddels is dat 3,3%. Dat is het laagste percentage in bijna twee jaar tijd. Nog niet laag genoeg, natuurlijk, maar de remweg van de ECB is lang, want de hoge rente werkt met flinke vertraging door in de economie.

Meer indicatoren
Ook alle andere inflatiemeters van de ECB zien er gunstig uit. Toen ik in april vorig jaar een overzicht maakte van al deze indicatoren, was dat beeld nog veel minder duidelijk. Sommige indicatoren duiden op lagere inflatie, maar andere gaven aan dat de vertraging nog niet was ingezet. De kerninflatie steeg nog, en ook de ‘superkerninflatie’ ging nog hard omhoog.

Deze ‘supercore’ is de prijsindex van conjunctuurgevoelige prijzen, dus van goederen en diensten waarvan de prijs snel stijgt als het goed gaat met de economie en snel daalt als de economie afkoelt. De superkerninflatie geeft zo een beeld van de vertraging van de economie. Deze indicator piekte in het voorjaar van 2023 op 6,3% en is inmiddels afgenomen naar 4%: het afremmen van de economie begint duidelijk te werken.

De ‘afgeknipte inflatie’ (‘trimmed mean inflation’) is na de piek van 7,8% een jaar geleden, nu ruim gehalveerd. Bij dit inflatiecijfer worden de 10% grootste prijsstijgingen- en dalingen weggelaten. De snelle daling laat zien dat de afnemende inflatie niet komt door enkele uitschieters, maar voor een breed pakket aan goederen en diensten geldt. Alweer: een duidelijk teken dat we op de goede weg zijn.

Wagenziek
De meest esoterische maar misschien ook meest interessante indicator op het ECB-dashboard is de PCCI, die de persistentie van de inflatie meet. Daarbij wordt een statistisch model gebruikt om toevallige prijsbewegingen weg te filteren, zodat een beter beeld van de onderliggende inflatie ontstaat. De PCCI is inmiddels al onder de 2% uitgekomen. Het is een signaal dat de inflatieoorlog is gewonnen.

Volgens alle inflatiemetingen die de ECB gebruikt bij het bepalen van het rentebeleid, daalt de inflatie snel. Maar Lagarde wekt niet de suggestie dat zij voor de zomer de voet van de rem zal halen. Misschien is dan de Europese economie wel zo veel afgeremd dat direct het gas er weer flink op moet. Om te voorkomen dat de passagiers wagenziek worden, zou een vroegere renteverlaging helemaal niet zo’n gek idee zijn.

FD

Goedkope vlag

Toen de Houthi’s op containerschepen begonnen te schieten, was de maat vol voor de Bermuda. Het land stuurde zijn hypermoderne torpedobootjager en oorlogsfregatten naar de Rode Zee, om de terroristen een lesje te leren. Panama bleef niet achter en dirigeerde een van zijn enorme vliegdekschepen naar de regio. Vanuit Liberia vertrok een vloot zwaarbewapende kruisers. En ook Malta, Saint Vincent en de Grenadines zetten hun marine in om de belangrijke handelsroute te beveiligen.

Niet, natuurlijk. De toegang tot het Suezkanaal wordt niet beschermd door onbeduidende dwergstaatjes zonder marine, maar door de schepen van de US Navy en de Royal Navy. Ook India doet mee. De vrachtschepen die worden beschermd varen echter vaak wel onder de vlag van Bermuda, Panama, Liberia of een van de andere goedkopevlaglanden. Dat doen de rederijen om belasting te ontlopen en regelgeving te ontduiken.

Dat is makkelijk verdiend. Maar als het gevaarlijk wordt, mag de marine van de grote landen uitvaren, en gaat de rekening naar de burger en naar bedrijven die wél belasting afdragen. De rederijen hebben een enorme berg boter op het hoofd.

FD

Formatielexicon

Radiostilte: niets zeggen tegen journalisten, maar je mening ongezouten geven op Twitter (X) en op een partijcongres. Of elkaar via een ander medium beledigen. Als het maar niet op de radio is. Zie ook ‘Sneer’.

Sneer: gemene uitspraak die de sfeer op geen enkele manier bederft.

Informateur: columnist die denkt dat formatie niet lang hoeft te duren. Zie ook: ’63 dagen’.

63 dagen: niet lang. Echt niet. We maken vorderingen en de sfeer is goed.

Premierskandidaat: zie ‘Informateur’.

Gezamenlijke basislijn voor het waarborgen van de grondrechten: iedereen vindt wat anders maar als we er nou maar niet over doorpraten merk je daar niets van.

Vervolgens: (als in de Informatieopdracht: “…indien overeenstemming over grondrechten, vervolgens onderzoeken of dat er ook is bij andere onderwerpen”). Betekenis: tegelijkertijd. Of: eerst.

Nu (als in: ‘Eigen bijdrage nu afschaffen’). Betekenis: Later misschien.

Voorbij de modellenwerkelijkheid kijken: je programma niet laten doorrekenen en onvoorbereid aan de formatietafel verschijnen. Zie ook ‘Dyscalculie’.

Dyscalculie: gratis bier voor iedereen.

FD

Huishoudens sparen alsof heel Nederland nog in lockdown is

Terwijl Europa kwakkelt, trekt de Amerikaanse economie een sprint. Het bbp lag in het laatste kwartaal van 2023 bijna 1% hoger dan een kwartaal eerder. De groei is vooral te danken aan de Amerikaanse consument. Die geeft in enquêtes steevast aan dat het slecht gaat met de economie en met de eigen financiële situatie, maar die zorgen worden zodra het winkelcentrum in zicht komt aan de kant geschoven. Het beschikbaar inkomen stijgt, de inflatie daalt, de werkloosheid blijft laag, dus het geld brandt in de zak.

Kom daar maar eens om in Nederland. Ook bij ons stijgt het reëel beschikbaar inkomen (dus gecorrigeerd voor inflatie) en is de werkloosheid historisch laag. Maar dat zet de Nederlandse consument niet aan tot uitgeven. Gedurende de eerste drie kwartalen van 2023 daalde de consumptie zelfs. Cijfers voor het vierde kwartaal zijn nog niet gepubliceerd en misschien dat Nederlandse huishoudens er in de laatste maanden van vorig jaar nog een klein plusje uit hebben weten te persen. Maar het jaar als geheel is eigenlijk al niet meer te redden.

Het geld is op
Wat wil je, Bouman, het geld is op! Dat is voor een groep Nederlanders ongetwijfeld het geval. De boodschappen zijn duur en de gasrekening is nog altijd hoger dan vóór de energiecrisis. Maar de meeste huishoudens doen zuinig zonder keiharde noodzaak. Dat is te zien aan de grote hoeveelheden geld die maandelijks op de spaarrekening worden gezet.

Tijdens de coronapandemie werd er veel gespaard omdat de horeca dicht was en de grenzen gesloten. De collectieve spaarpot groeide in 2020 met ruim €42 mrd. Er werd pakweg vier keer zoveel gespaard dan in de jaren ervoor. Toen de economie weer openging, vielen de besparingen eerst terug richting het oude niveau. Na de lockdowns mocht het geld weer rollen, maar deze bestedingsdrift was van korte duur en anders dan in de Verenigde Staten werd het coronaspaargeld niet of nauwelijks aangesproken. Die miljarden bleven op de spaarrekening staan, voor je weet maar nooit.

Die extra pot is blijkbaar nog steeds niet genoeg gevuld. Inmiddels spaart Nederland weer alsof de lockdowns en winkelsluitingen nooit zijn gestopt. Eind 2023 stond er alweer €28 mrd meer op de spaarrekeningen dan een jaar eerder. Ondanks de ingrijpend gestegen kosten van levensonderhoud bleven veel Nederlanders appeltjes voor de dorst hamsteren.

En daar gaan ze ook dit jaar mee door. Dat is tenminste wat mensen aangeven in enquêtes van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Elk kwartaal wordt de volgende vraag gesteld: ‘Als u kijkt naar de economische situatie, vindt u het dan een goed of een slecht moment om te sparen?’ Bij de laatste enquête antwoordde maar liefst 63% dat sparen nu een goed idee is. Dat is het hoogste percentage sinds eind 2020. Slechts 29% vindt het een slecht moment. Vóór de pandemie was die groep meestal in de meerderheid.

De spaarrente is gestegen, dus misschien is het logisch dat dit de spaarzin heeft aangewakkerd. Dat zal een rol spelen. Maar uit een andere CBS-vraag blijkt dat het toch vooral te maken heeft met een gebrek aan bestedingslust. Niet meer dan 13% van de ondervraagden denkt dat dit jaar de omstandigheden geschikter worden voor het doen van grote uitgaven. Dat percentage is net zo laag als tijdens het dieptepunt van corona in 2020. Ondanks de dalende inflatie en stijgende lonen, de hoge en stabiele werkgelegenheid en de coronamiljarden op de bank, ziet de Nederlandse consument het toch nog maar een jaartje aan.

Geen wonder dat de economen van ING in hun recente raming van de Nederlandse economie slechts een kleine rol voor de consument zien. De economie zal dit en vooral volgend jaar weer wat aantrekken, en ook de consumptie zal wat herstellen. Maar de consumptiegroei blijft achter bij die van de economie als geheel. Het zal weer van het buitenland moeten komen: de export trekt de kar.

Buitenlandse vraag van Amerikaanse consumenten, bijvoorbeeld, die hun chagrijn over het gestegen prijspeil wél opzij zetten en weer van het leven gaan genieten. Zij hebben hun coronaspaargeld allang opgesoupeerd, dus zullen ze dat als vanouds op de pof doen, met alle schuldenproblematiek van dien. Wat meer binnenlandse bestedingen, vooral van de consument, zou het economische herstel in Nederland een stabielere basis geven.

FD