Juncker nodigt zeven nieuwe landen aan de euro-dis, maar de kok kan dat niet aan

Jean-Claude Juncker deed woensdag precies waarvoor hij is ingehuurd. De voorzitter van de Europese Commissie (EC) hield zijn jaarlijkse rede voor het Europees Parlement over ‘de Staat van de Unie’. Die ziet er beter uit dan de afgelopen crisisjaren, dus Juncker durfde zowaar enige ambitie te tonen.

De Luxemburger zei: ‘Het is de bedoeling dat de euro de munteenheid wordt van de hele Europese Unie. (…) Lidstaten die de euro willen invoeren, moeten dat kunnen doen.’

Daar is geen woord van gelogen, want zo staat het gewoon in het Europese Verdrag: alle EU-lidstaten worden geacht de euro in te voeren. Of preciezer: alle EU-lidstaten, behalve Denemarken en het Verenigd Koninkrijk (die voor zichzelf een uitzonderingspositie hebben geregeld) moeten deelnemen aan de derde fase van de Economische en Monetaire Unie (EMU). Die derde fase ging van start op 1 januari 1999 met de invoering van de euro in de Ding-Flof-Bips-landen.

Deelname is dus niet optioneel. Dat hebben alle lidstaten gezamenlijk vastgelegd in het EU-verdrag. Juncker is ingehuurd als hoeder en uitvoerder van dat verdrag, dus als hij alle EU-lidstaten oproept om de euro in te voeren, doet hij gewoon zijn goedbetaalde werk.

Op dit moment hebben (buiten Denemarken en het VK) zeven EU-landen nog een eigen munt. Dat zijn Zweden, Polen, Tsjechië, Kroatië, Hongarije, Bulgarije en Roemenië. Alleen Zweden was al lid van de EU toen de euro-verplichting werd opgenomen in het verdrag. De Zweden stemden in 2003 per referendum tegen invoering, maar hun handtekening staat wel onder het EU-verdrag. Dus zweeft het land in een juridisch niemandsland van wel moeten, maar niet willen. De Zweden lossen dat op door zich simpelweg steeds niet te kwalificeren voor deelname.

Schermafbeelding 2017-09-24 om 19.35.07

Want terwijl het verdrag alle EU-landen het recht en de plicht geeft om de euro in te voeren, zijn er vijf ‘convergentiecriteria’ waaraan moet worden voldaan. De eerste twee kennen we uit het Stabiliteitspact: tekort onder de 3% bbp, staatsschuld lager dan 60% bbp. Of – zoals daar op typisch Europese wijze aan is toegevoegd – ‘bevredigend dalend’ richting die percentages. De andere drie proberen vast te stellen of een land monetair-financieel genoeg lijkt op het eurogebied. De inflatie mag niet hoger zijn dan 1,5%-punt boven de gemiddelde inflatie van de drie EU-lidstaten met de laagste inflatie. Zo’n regel bestaat ook voor de lange rente. En de wisselkoers van de nationale munt moet minstens twee jaar zonder problemen gekoppeld zijn aan de euro via het wisselkoersmechanisme ERM2. Daarnaast zijn er juridische eisen, die vooral gaan over de onafhankelijkheid van de nationale centrale bank.

‘Eurolanden zouden elkaar nooit financieel te hulp schieten, de ECB zou niet bijspringen als lidstaten op te grote voet leefden. Inmiddels weten we dat de financiële markten deze afspraak nooit hebben geloofd, en dat ze daar ook gelijk in hadden.’

Hoe doen de niet-euro-wel-EU-landen het nu? Behoorlijk goed. Volgens het laatsteConvergentierapport van de EC uit 2016, voldoen de meeste landen alleen niet aan het wisselkoerscriterium. Maar dat is logisch, want geen van de potentiële eurolanden neemt momenteel deel aan ERM2. Dat is vooral een politieke keuze. Hetzelfde geldt voor de wettelijk vastgelegde onafhankelijkheid van de centrale bank. Gewoon een nieuwe bankwet aannemen en het is geregeld.

Logisch dus dat Juncker deze landen aan de eurotafel uitnodigt. Maar is het ook verstandig? Ik denk toch van niet. De convergentiecriteria komen uit de jaren negentig, toen de euro nog werkte op basis van de no-bailout-clausule in het EU-Verdrag. Eurolanden zouden elkaar nooit financieel te hulp schieten, de ECB zou niet bijspringen als lidstaten op te grote voet leefden. Inmiddels weten we dat de financiële markten deze afspraak nooit hebben geloofd, en dat ze daar ook gelijk in hadden. We hebben nu noodfondsen en ECB-reddingsoperaties en misschien straks ook een Europees Monetair Fonds. Aan de eurotafel van Juncker eet men van elkaars bordje. Onder die omstandigheden schieten de convergentiecriteria tekort en moeten we ook kijken of landen welvarend genoeg zijn om de euro in te voeren.

Zweden mag wat mij betreft morgen toetreden. Voor de andere landen geldt: toch nog maar even wachten.

(FD)