De Puinhopen van vier jaar Rutte-Asscher (deel 1, 2 & 3)

Ik schreef in drie stukken voor het FD over vier jaar Rutte-Asscher. Het is vlak voor Prinsjesdag 2016, dus mooi moment om terug te blikken.

In het regeerakkoord beloofden Mark Rutte en Diederik Samsom drie dingen: 1. Sterker uit de crisis, 2. Hervormingen en 3. Eerlijk delen.  Mijn puinhopen-drieluikje volgde die indeling. Daar gaan we:

De Puinhopen van vier jaar Rutte-Asscher
Deel 1: economisch herstel en een nette begroting

Ze moeten nog even. Pas volgend jaar maart zijn de verkiezingen en wordt het kabinet-Rutte-Asscher demissionair. Maar nu al is het een van de langstzittende missionaire kabinetten van de afgelopen decennia. Dit weekend tikt het huidige kabinet de 1.353ste dag aan. We moeten terug naar begin jaren negentig van de vorige eeuw om een langer zittend kabinet te vinden: Lubbers 3. Dat kabinet van CDA en PvdA is met 1.638 missionaire dagen meteen ook het langstdienende van de afgelopen honderd jaar.

Rutte kan Lubbers niet meer inhalen. Op verkiezingsdag volgend jaar heeft Rutte er 1.590 dagen opzitten. Maar als zijn kabinet die eindstreep haalt, komt hij wel mooi op nummer twee in de ranglijst van de laatste eeuw, voor De Quay, Beel, Den Uyl, Drees en Kok.

Uithoudingsvermogen
Wat je ook van het beleid van dit kabinet vindt, qua uithoudingsvermogen en crisismanagement verdienen de ministers in elk geval een pluim. Vooral omdat de politieke omstandigheden allerminst stabiel zijn; nog geen een kabinet haalde deze eeuw de eindstreep. Bovendien had Rutte niet de luxe van een meerderheid in de Eerste Kamer. Ieder wetsvoorstel had daardoor de fatale bananenschil kunnen zijn.

Komende Prinsjesdag wordt dus de vierde en laatste van dit kabinet. Veel nieuw beleid zal er nieuw beleid er niet meer worden aangekondigd. Daarom kijk ik in de aanloop naar de derde dinsdag, de komende weken graag terug. Hoe heeft Rutte-Asscher het er in vier jaar afgebracht? Vandaag de kille afrekening op basis van economische kengetallen.

Vier jaar Paars-min
Niet dat ik denk dat de macro-economische ontwikkeling in sterke mate wordt bepaald door het Haagse beleid. Nederland dobbert vooral mee op de Europese en mondiale conjunctuur. Maar toch, in de VS rekenen ze hun presidenten zelfs af op de winst op de beurs, dus ik zet de cijfers toch graag op een rij.

Hier de ‘puinhopen’ van vier jaar Paars-min: na enkele eerste kwartalen met krimp ging de economie weer aardig groeien. Toen premier Rutte in april 2013 zei dat hij ‘de groene waas’ van het herstel al kon zien, lachte iedereen (mijzelf incluis) hem uit. Maar veel preciezer had hij het niet kunnen timen, want vanaf halverwege 2013 was er weer groei. In 2016 is het Nederlandse bruto binnenland product (bbp) ruim 4% hoger dan in 2012. Dat is geen enorme groei, maar na jaren van crisis en recessie voelt het toch goed.

Meer welvaart, meer banen én meer werklozen
De koopkracht steeg in vier jaar met 3,8%. Niet iedereen ging er zoveel op vooruit, maar gemiddeld (of om precies te zijn: mediaan) werden Nederlanders dus wel een beetje rijker. Ook de huizenmarkt herstelde waardoor de prijzen nu 3,7% hoger liggen dan in 2012. Er zijn wel meer werklozen (57.000) dan bij aanvang van het kabinet. Maar tegelijk zijn er ook meer mensen met werk (59.000).

Veel van het nieuwe werk wordt gedaan door zzp’ers. Daarvan kwamen er sinds eind 2012 ruim 200.000 van bij. Ondernemerschap, roept Rutte blij, maar vicepremier Lodewijk Asscher ziet vooral schijnzelfstandigen.

schermafbeelding-2016-09-18-om-22-23-19

Minder bedrijven
Grotere ondernemers hadden geen makkelijke vier jaar. Er zijn nu 12.800 minder bedrijven (exclusief zzp-ers) dan in 2012. Maar het aantal faillissementen vertoont al sinds mei 2013 een duidelijk dalende trend, dus daar lijkt het lek ook boven.

De overheid zelf staat er financieel duidelijk beter voor dan in 2012. Door bezuinigingen, lastenverzwaringen en natuurlijk het herstel, is het begrotingstekort gedaald van 3,9% van het bbp in 2012 tot 1,2% dit jaar. Zelfs de staatsschuldquote daalt weer. Bij aanvang van het kabinet stond die op 66,4% bbp. Nu is dat 63,5%.

Een knappe prestatie. En precies als beloofd in 2012. Het op orde brengen van de overheidsfinanciën was een van de drie doelstellingen. De andere waren: duurzame economische groei en eerlijke verdeling van de lasten. Daarover volgende week meer.

 

De Puinhopen van vier jaar Rutte-Asscher
Deel 2: geslaagde en mislukte hervormingen

Vorige week besprak ik de macro-economische ontwikkelingen tijdens de afgelopen vier jaar Rutte 2. Deze week reken ik af met de hervormingen van het kabinet. Want bij de start in 2012 maakten Mark Rutte en Diederik Samsom er geen geheim van: dit zou een echt hervormingskabinet worden. ‘Dus reiken wij elkaar de hand en halen we het beste uit elkaar’, schreven ze in het regeerakkoord. ‘Dat maakt grote hervormingen en doorbraken mogelijk: in de zorg, op de woningmarkt, op de arbeidsmarkt, in het buitenlands beleid en op energiegebied. Hervormingen en doorbraken waardoor Nederland sterker uit de crisis kan komen.’

Mooie woorden, maar zijn ze daarin geslaagd? Van zorg en buitenlands beleid heb ik weinig kaas gegeten. Beoordelen of daar echt is hervormd laat ik graag aan anderen over. Maar over de drie economische hervormingen: woningmarkt, arbeidsmarkt en energie, durf ik wel een oordeel te formuleren.

AOW-leeftijd
En over een vierde hervorming ook. Want Rutte en Samsom vergaten in de inleiding van het regeerakkoord een belangrijke hervorming te benoemen: de verhoging van de AOW-leeftijd. Op zich is die omissie te begrijpen, want er stond vóór de vorming van het kabinet al een verhoging in de stijgers. Maar Rutte 2 deed er een schepje bovenop: de AOW-leeftijd gaat nu sneller omhoog en zal al in 2021 de 67 jaar bereiken. Daarna wordt de AOW-leeftijd gekoppeld aan de levensverwachting. Als we langer leven, gaan we later met pensioen.

Dit is een buitengewoon geslaagde hervorming. Met één beweging werd de vergrijzing betaalbaar en — zo blijkt uit de sommetjes van het Centraal Planbureau — de begroting op lange termijn houdbaar, zowel door de lagere kosten van de AOW als de hogere premieopbrengst doordat Nederlanders langer werken. Verdere maatregelen zijn op dit dossier niet meer nodig. (Het pensioenstelsel moet natuurlijk nog wel worden hervormd, maar dat is iets voor het volgende kabinet.)

Hypotheekrenteaftrek

De hervorming van de woningmarkt valt ook als geslaagd te beoordelen, al blijft er wat te wensen over. Het tarief waartegen hypotheekrente mag worden afgetrokken wordt in jaarlijkse stapjes van een half procent verminderd, totdat het tarief van de derde schijf is bereikt. Nieuwe hypotheken moeten voortaan worden afgelost en mogen vanaf 2018 niet meer dan 101% van de woningwaarde bedragen. Lenen wordt dus minder gesubsidieerd en de kwetsbaarheid van huishoudens wordt — in theorie — minder. De lage rente maakt echter dat niemand de beperkingen nu al echt voelt. Het volgende kabinet kan er daarom wel een schepje boven op doen, vooral als het gaat om het tempo waarin de renteaftrek wordt afgebouwd. Het eindtarief kan ook omlaag.

schermafbeelding-2016-09-18-om-22-25-35

Windenergie
Het kabinet deed ook een poging om de energiemarkt te hervormen. Als het om duurzame energieopwekking gaat, is Nederland al jaren het lachertje van Europa. Het energieakkoord dat het kabinet sloot met energiebedrijven en de milieubeweging moet dat veranderen, onder andere via meer windenergie op land en op zee, en de sluiting van oude kolencentrales. Een geslaagde doorbraak? Kwantitatief niet, want ook met het Energieakkoord wordt de doelstelling van 14% hernieuwbare energie in 2020 niet gehaald. Maar kwalitatief blijken de prijsprikkels in het Energieakkoord wel te leiden tot een ongekend snelle daling van de kosten van wind op zee. Wie de minste subsidie nodig heeft, wint de aanbesteding, en die methode werkt goed. Dat smaakt naar meer: meer prijsprikkels, om precies te zijn.

Faliekant mislukt
Over de vierde en misschien wel belangrijkste hervorming — die van de arbeidsmarkt — kan ik kort zijn: deze hervorming is faliekant mislukt. De Wet Werk en Zekerheid moest flexwerkers een vaste baan bezorgen, maar lijkt ze vooral op te jagen en weg te pesten van de arbeidsmarkt. Hetzelfde geldt voor de Wet DBA, die de rechtpositie van zzp’ers had moeten verbeteren. Het tegendeel gebeurt: de zzp’er is opgejaagd wild geworden. Hervorming mislukt, dus uithuilen en opnieuw beginnen — zo snel mogelijk graag.

De Puinhopen van vier jaar Rutte-Asscher
Deel 3: Eerlijk delen

Iedereen gaat erop vooruit, volgend jaar. Ouderen, jongeren, werkenden, uitkeringsgerechtigden, allemaal krijgen ze een ‘boost’ in hun koopkracht. Want het gaat beter met de economie, het begrotingstekort daalt en – vooral – de verkiezingen komen eraan. Geen zeurpieten in het stemhokje a.u.b., denkt het kabinet, dus de minister van Financiën opent graag de schatkist voor een gratis rondje voor iedereen, zo bleek deze week uit via RTL Nieuws gelekte Prinsjesdagstukken.

Koopkracht was vanaf de start van het kabinet-Rutte-Asscher een van de leidende thema’s. In het regeerakkoord ‘Bruggen slaan’, uit oktober 2012, staat het duidelijk: ‘Wij verdelen de lasten eerlijk’. PvdA-leider Diederik Samsom had in de verkiezingscampagne telkens benadrukt dat de sterkste schouders de zwaarste lasten moesten dragen, dus dit punt moest hij wel binnenhalen.

Niet te pruimen
Samsom deed dat overigens zo goed, dat het kabinet er bijna direct aan ten onder ging. De inkomensafhankelijke zorgpremie die PvdA en VVD waren overeengekomen, was voor de liberale achterban niet te pruimen. Nivelleren is een feestje, lalde PvdA-voorzitter Hans Spekman dronken van geluk, maar uiteindelijk overwon het nuchtere verstand en werd dit nieuwe herverdelingsinstrument uit de kabinetsplannen geschrapt.

Voor veel PvdA-kiezers was deze valse start een teken aan de wand. Was dit wel het kabinet van eerlijk delen? Of een VVD-kabinet met steun van de sociaaldemocraten? Dat laatste, denken velen, als we afgaan op de peilingen. Zelden stond de PvdA er zo slecht voor.

Koopkrachtplaatjes
De koopkrachtcijfers vertellen echter een genuanceerder verhaal. Ik bespreek ze zo, maar eerst even dit: ik ben geen fan van koopkrachtcijfers. Ze zijn vaak misleidend, omdat mensen in hun leven veel grotere financiële schokken meemaken dan de koopkrachtplaatjes laten zien. Iemand studeert, vindt werk, wordt werkloos, gaat met pensioen, krijgt kinderen, ziet ze weer uitvliegen, trouwt, scheidt en verhuist. Niemand blijft jaar op jaar in hetzelfde koopkrachtplaatje hangen. Als we het hebben over de koopkrachtontwikkeling van een alleenverdiener met kinderen en een modaal inkomen, dan negeren we dat die persoon inmiddels misschien een nieuwe partner heeft, inmiddels een veel beter betalende functie kreeg en de kinderen misschien het huis verlieten. Statische koopkrachtcijfers zeggen iets over groepen, niet over individuen.

Oudere stellen
Met die kanttekening geef ik hier de koopkrachtontwikkelingen gedurende vier jaar Rutte-Asscher. Eerste conclusie: oudere stellen met een aanvullend pensioen zijn de verliezers. Die gingen er 3,7% op achteruit. Alleenstaande gepensioneerden verloren 2,7% koopkracht. Dit komt niet door kabinetsbeleid, maar doordat veel pensioenfondsen niet meer kunnen indexeren of zelfs moeten korten op de uitkering. Niet leuk voor wie het overkomt, maar niet direct aan het kabinet toe te rekenen.

Ook het traditionele kostwinnersgezin ging er iets op achteruit. Gezinnen waarvan maar één ouder werkt die een modaal inkomen meebrengt, zagen hun koopkracht met ruim een half procent dalen. Reden hiervoor is ongetwijfeld de afbouw van de aanrechtsubsidie (officieel: ‘uitbetaling algemene heffingskorting’.)

schermafbeelding-2016-09-18-om-22-27-13

Tweeverdieners
Verder gingen alle door het Centraal Planbureau gespecificeerde groepen er na 2012 op vooruit. Gezinnen met een (minimum)uitkering en kostwinnersgezinnen met twee keer modaal een beetje, oudere echtparen met alleen AOW en alleenstaanden zonder kinderen met twee keer modaal iets meer.

Tweeverdieners deden het nog wat beter, met koopkrachtstijgingen tussen de 4,3% en 7,1% sinds 2012. Deze gezinnen hadden geen last van de lagere aanrechtsubsidie. Opvallend is wel dat binnen deze groep de relatief armste gezinnen (1,5x modaal) er het meest op vooruitgingen, en de rijkste (3x modaal) het minst. Het ‘eerlijk delen’ van Samsom is hier terug te zien.

Overwinning
Dat geldt helemaal voor de groep die er het meest op vooruitging: alleenstaande werkenden met minimumloon. Hun koopkracht nam met bijna 11% toe. Voor hen was nivelleren echt een feestje. Zeker als ze kinderen hadden, want het kindgebonden budget ging flink omhoog, waardoor de koopkracht van deze groep na 2012 met bijna 17% steeg.

Dat kan de PvdA toch als een overwinning vieren. Nu nog een manier vinden om het de kiezers uit te leggen.