Oude normaal

Het heeft even geduurd, maar het optimisme heeft nu ook de economen van het Centraal Planbureau (CPB) in zijn greep.

Het afgelopen jaar werden de medewerkers van het planbureau telkens iets minder zuinig met hun voorspelling van de economische groei, maar ze bleven toch telkens aan de veilige kant. Vorig jaar durfde het CPB voor 2015 op niet meer dan 1,25% economische groei te rekenen.

De euro kelderde in waarde, de prijs van ruwe olie stortte in, de prijzen van koopwoningen begonnen weer te stijgen en de binnenlandse vraag trok aan. Maar de raming van de rekenmeesters in Den Haag ging slechts met kleine stapjes omhoog, naar uiteindelijk 2% in juni.

Sindsdien was er veel tegenvallend nieuws. In Groningen draait het kabinet de gaskraan dicht, de Chinese economie koelt af, de economie van Brazilië en Rusland verkeert in een recessie en de wereldhandel stagneert. Maar ondanks deze tegenvallers herhaalde het planbureau vorige week de voorspelling van 2% groei voor het hele lopende jaar 2015.

Voor volgend jaar verwacht het planbureau zelfs 2,4% groei. Mocht die voorspelling uitkomen, dan ligt de groei nota bene boven het gemiddelde van voor de financiële crisis. Vergeet die ‘nieuwe normaal’ met een economische groei van hoogstens 1%. Nederland groeit weer met een tempo dat we vóór de crisis normaal vonden.

Helaas zien we de ‘oude normaal’ ook terug in andere CPB-cijfers: het begrotingstekort daalt minder dan eerder gedacht. Door tegenvallende gasinkomsten en een lastenverlichting van € 5 mrd, komt het begrotingstekort volgend jaar uit op 1,5% van het bruto binnenlands product. In juni ging het planbureau nog uit van een tekort van 0,8% van het bbp.

Natuurlijk, ook 1,5% ligt nog ruim onder het maximale tekort van 3% dat volgens het Europese stabiliteits- en groeipact regels toelaatbaar is. Maar toch begint het kabinetsbeleid weer tekenen van ouderwets potverteren te vertonen.

Dat is vooral te zien aan het zogenoemde structurele tekort, het begrotingstekort gecorrigeerd voor conjuncturele mee- en tegenvallers. Volgend jaar stijgt dat structurele tekort naar 1,1% van het bbp. Volgens de begrotingsnormen van de Europese Unie zou het juist moeten dalen in de richting van 0,5%.

Een stijgend structureel tekort, tijdens een conjuncturele opleving, is politiek te begrijpen, maar economisch onverstandig. Procyclisch begrotingsbeleid noemen economen dat, en ze trekken er een vies gezicht bij. Ik ben benieuwd of alle Nederlandse, keynesiaanse economen die de afgelopen jaren het beleid van het kabinet om te bezuinigen tijdens de crisis met boegeroep begeleidde, zich net zo kwaad gaan maken over het oplopende structurele tekort.