Werkloze jeugd zit op school

Wist u dat twee op de drie Griekse jongeren werkloos zijn? En dat in Spanje ruim de helft van de jongeren op zoek is naar werk? Dan weet u vast ook dat een kwart van de jongeren in het eurogebied werkloos is. En dat een op de zes Nederlandse jongeren geen baan kan vinden.

Wist u dat allemaal al? Nou, dat wist u dan verkeerd. Jeugdwerkloosheid is een groot probleem, maar niet zo immens als in artikelen over het onderwerp telkens wordt beweerd. Het is niet waar dat van elke vier eurojongeren tussen 15 en 25 jaar er één werkloos is. In werkelijkheid is het één op de tien. Dat is nogal een verschil.

Percentage
Hoe komen journalisten en zelfbenoemde experts dan aan die één op vier? Ze leiden het af uit het werkloosheidspercentage onder jongeren. Dat bedraagt nu zo’n 25%. Maar dat percentage wordt berekend door het aantal werkloze jongeren te delen door het aantal jongeren dat actief is op de arbeidsmarkt. Scholieren, studenten en andere ‘inactieven’ die niet op zoek zijn naar werk, worden in dit cijfer niet meegerekend.

Neem een denkbeeldig landje met 90 tevreden studenten, vijf werkende en vijf werkloze jongeren. De jeugdwerkloosheid bedraagt 50%. Maar slechts één op de twintig jongeren is werkloos. Wie beweert dat de helft van de jeugd op zoek is naar werk, chargeert op het leugenachtige af. Ik ben niet de eerste die dit schrijft, maar het misverstand is hardnekkig.

Ook zonder deze telkens terugkerende ‘slordigheden’ zijn de problemen in het eurogebied enorm. Overtrokken berichtgeving over de jeugdwerkloosheid zorgt voor overdreven pessimisme onder Europese burgers.

Juiste cijfers
Wat zijn dan de juiste cijfers? Dat is met gegevens van het Europese bureau voor statistiek Eurostat eenvoudig uit te rekenen. In het laatste kwartaal van 2012 woonden er in het eurogebied bijna 36 miljoen mensen van tussen 15 en 25 jaar oud. Een kleine 14 miljoen van hen zijn actief op de arbeidsmarkt. Daarvan hebben 11,4 miljoen werk en 3,6 miljoen niet.

Eén op de tien jongeren is dus werkloos. In Griekenland is dat één op de zes, in Spanje één op de vijf en in Nederland één op de vijftien.

Het Nederlandse cijfer wordt ook vertekend door de eigenwijze manier waarop ons Centraal Bureau voor de Statistiek werkloosheid meet. Wie minder dan twaalf uur per week werkt, maar liever meer dan twaalf uur zou werken, telt mee als werkloos. Eurostat telt alleen mensen die helemaal niet werken. Bij het CBS valt de jeugdwerkloosheid hoger uit omdat scholieren met een klein baantje die best meer dan twaalf uur willen werken, worden meegeteld.

Eén op de zes Nederlandse jongeren is werkloos. ‘Dat kan zo niet langer!’, brult de website van het jongerenfestival European Dreams dat op 7 juni in Utrecht wordt gehouden. Precies, dergelijke paniekzaaierij, dat kan echt niet langer.